presentatie herhaling trede 5

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Presentatieweek

Spelling 

Kijken en Luisteren

Lesdoelen

Aan het einde van de les kun je…

…laten zien dat je de vaardigheid kijken en luisteren goed beheerst

Leerdoelen kijken en luisteren

Je weet hoe je deelonderwerpen kan herkennen

Je kan het spreekdoel herkennen

Je kan de bedoeling van de schrijver herkennen

Je herkent informatiebronnen

Je weet het verschil tussen feit en mening

Je kan bepalen waar een fragment over gaat

Je herkent het soort fragment

Je kan je mening geven over een fragment met beoordelingswoorden

Wat zijn hoofdzaken?

Hoofdzaken:

 (W+H-vragen)

WAAR gaat het over?

WAT is er gebeurd, WAT moet je doen?

HOE is het gebeurd of HOE moet je dat doen?

WIE waren erbij of WAT heb je nodig?

In WELKE volgorde?

Bijzaken:

Voorbeelden

Extra uitleg

Toelichting

Verschil tussen feit en mening?

Feit:

Een feit is waar of niet waar. 

Of een feit waar of onwaar is, kun je controleren. 

Mening:

Een mening is wat je van iets vindt. 

Met een mening kun je het eens zijn of oneens. 

Voorbeeld van een feit

Voorbeeld van een mening

Spreekdoelen

Spreekdoelen

Informeren

Amuseren

Overtuigen

Activeren

Instrueren

Voorbeeld van een filmpje met spreekdoel activeren?

Voorbeeld van een filmpje met spreekdoel instrueren?

Bedoeling van de spreker?

Bedoeling van de spreker

Spreekdoel + onderwerp

 

Bijvoorbeeld: 

Informeren over aardbevingen

Informeren over nieuwe variant coronavirus

Wat is een deelonderwerp?

Deelonderwerp

Als er veel te vertellen is over een onderwerp, kan het onderverdeeld zijn in deelonderwerpen.

 

Elk deelonderwerp gaat dan over een ander deel.

Onderwerp: behangen. Wat kunnen deelonderwerpen zijn?

Onderwerp: Behangen

Deelonderwerpen:

Wat heb je nodig?

Hoe bereid je je voor? 

Hoe lijm je in?

Hoe plak je de banen? 

informatiebron?

Informatiebron

Door wie/welk bedrijf is het filmpje gemaakt?

Bijvoorbeeld:

NOS, nu.nl, jeugdjournaal, ZAPP

Leerdoelen kijken en luisteren

Je weet hoe je deelonderwerpen kan herkennen

Je kan het spreekdoel herkennen

Je kan de bedoeling van de schrijver herkennen

Je herkent informatiebronnen

Je weet het verschil tussen feit en mening

Je kan bepalen waar een fragment over gaat

Je herkent het soort fragment

Je kan je mening geven over een fragment met beoordelingswoorden