1.4 tekstverbanden en signaalwoorden

Wat weet je al van signaalwoorden?
1 / 35
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat weet je al van signaalwoorden?

Slide 1 - Open vraag

Wat is in de volgende zin een signaalwoord en hoe noem je het tekstverband?
Ik ben te laat, omdat ik me heb verslapen.

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een signaalwoord?
• Verbindingswoorden
•Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s

Slide 4 - Tekstslide

Opsomming
En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens

Slide 5 - Tekstslide

Oorzaak – gevolg
Door, doordat, waardoor, te danken aan

Slide 6 - Tekstslide

Tegenstelling
maar, echter,hoewel, daarentegen

Slide 7 - Tekstslide

Reden / argument
Want, omdat, daarom, vanwege, immers,

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

maken 
Hoofdstuk 1 : paragraaf 1.4 lezen, luisteren, kijken 

  • opdracht 1,3 en 4 

telefoons in het hotel! 

Slide 10 - Tekstslide

wie gaat er goed mee doen met deze quiz?
A
iedereen
B
alle heren
C
alle dames
D
1 student

Slide 11 - Quizvraag

"Onregelmatige werktijden, de hitte en de hectiek van de keuken, het contact met gasten, dat kun je op school niet nabootsen."

Welk verband kom je hierboven tegen?
A
tegenstelling
B
opsomming
C
voorbeeld
D
geen verband

Slide 12 - Quizvraag

"Het leerbedrijf waar je stage gaat lopen, is niet verplicht je een vergoeding te betalen. Maar in de praktijk doen leerbedrijven dit meestal wel.

Welk verband kom je hierboven tegen?
A
Opsomming
B
tegenstelling
C
geen verband
D
voorbeeld

Slide 13 - Quizvraag

Vandaag leer je verschillende vormen van migratie, bijvoorbeeld emigratie.

Welk signaalwoord kom je hierboven tegen?
A
migratie
B
verschillende
C
bijvoorbeeld
D
emigratie

Slide 14 - Quizvraag

Welk verband staat in deze zin?
Zijn vriendin daarentegen is wel heel erg aardig.
A
Opsomming
B
Oorzaak-gevolg
C
Conclusie
D
Tegenstelling

Slide 15 - Quizvraag

Welk verband staat in deze zin?
In de winkel haal ik brood en melk.
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Middel-doel
D
Voorwaarde

Slide 16 - Quizvraag

Welk verband staat in deze zin?
Zijn vriendin daarentegen is wel heel erg aardig.
A
Opsomming
B
Oorzaak-gevolg
C
Conclusie
D
Tegenstelling

Slide 17 - Quizvraag

De bezuiniging gaat ten koste van de kinderopvang. Zo heeft het kinderdagverblijf aan de Essenstraat nu al moeite met bekostigen van de speelplaats. Welk verband herken je?
A
doel - middel
B
oorzaak - gevolg
C
reden - verklaring
D
voorbeeld - bewijs

Slide 18 - Quizvraag

Tekstverband: VOORWAARDE
A
mits
B
waardoor
C
omdat
D
alles bij elkaar

Slide 19 - Quizvraag

Tekstverband: OPSOMMING
A
nog
B
alles bij elkaar
C
al met al
D
zoals

Slide 20 - Quizvraag

Tekstverband: UITLEG OF TOELICHTING
A
zoals
B
samenvattend
C
met andere woorden
D
tenzij

Slide 21 - Quizvraag

Signaalwoord: TEN EERSTE........TEN TWEEDE
A
middel-doel
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 22 - Quizvraag

Tekstverband: CONCLUSIE
A
kortom
B
alles overziend
C
met dat doel
D
daarentegen

Slide 23 - Quizvraag

Tekstverband: TEGENSTELLING
A
al met al
B
daar staat tegenover
C
zoals
D
waardoor

Slide 24 - Quizvraag

Voordat ik mijn ontbijt eet, poets is mijn tanden.
Welk tekstverband herken je?
A
Oorzaak-gevolg
B
Tijd
C
Tegenstelling
D
Conclusie

Slide 25 - Quizvraag

Ik houd van zwemmen en reizen. Ook ben ik gek op sporten.
Welk tekstverband herken je?
A
Voorwaarde
B
Toelichting
C
Mening-argument
D
Opsomming

Slide 26 - Quizvraag

In China is de avondklok ingevoerd, dat wil zeggen dat niemand zonder een geldige reden 's nachts op straat mag zijn.
Welk tekstverband herken je?
A
Toelichting
B
Voorwaarde
C
Voorbeeld
D
Doel-middel

Slide 27 - Quizvraag

Ik let goed op en haal prima cijfers. Kortom: Ik haal mijn examen makkelijk.
Welk verband herken je?
A
Voorbeeld
B
Doel-middel
C
Conclusie
D
Opsomming

Slide 28 - Quizvraag

Ik heb nieuwe voetbalschoenen gekocht waarmee ik ga scoren.
Welk verband herken je?
A
oorzaak-gevolg
B
tegenstelling
C
tijd
D
doel-middel

Slide 29 - Quizvraag

De meerderheid stemde in met het plan, de oppositie kwam echter direct in opstand. Welk verband herken je?
A
oorzaak-gevolg
B
tegenstelling
C
reden - verklaring
D
doel-middel

Slide 30 - Quizvraag

Bij welk tekstverband kom je dit signaalwoord tegen?
- ook -
A
samenvatting
B
vergelijking
C
opsomming
D
oorzaak - gevolg

Slide 31 - Quizvraag

Bij welk tekstverband kom je dit signaalwoord tegen?
- daarom -
A
toelichting
B
reden - verklaring
C
opsomming
D
oorzaak - gevolg

Slide 32 - Quizvraag

Bij welk tekstverband kom je dit signaalwoord tegen?
- kortom -
A
tegenstelling
B
reden - verklaring
C
vergelijking
D
conclusie

Slide 33 - Quizvraag

Bij welk tekstverband kom je dit signaalwoord tegen?
- zoals -
A
doel - middel
B
reden - verklaring
C
vergelijking
D
voorwaarde

Slide 34 - Quizvraag

Schrijf een korte tekst van ongeveer 150 woorden over jouw ideale hotel
Let op het gebruik van signaalwoorden om tekstverbanden aan te geven.
Richt je op aspecten zoals prijs, locatie, voorzieningen en sfeer.

Slide 35 - Tekstslide