Toets bespreken 2A

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare school

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

2   Door de industriële revolutie gingen mensen in de moderne tijd anders reizen. Leg dit uit met twee voorbeelden. (2 punten)

Slide 3 - Tekstslide

Gebruik bron 1. Hierin zijn de namen van de beroepssectoren vervangen door de letters A-C. Noteer de letters A-C met telkens de juiste beroepssector. Kies uit: dienstensector / industriesector / landbouwsector. (1 1/2 punt)   
  
Bron 1 Verdeling van de Nederlandse beroepsbevolking (deel van de bevolking met een beroep) over beroepssectoren (1850-2000) 

 Beroepssectoren         1850           1900            2000
A                                             25%            33%            23%
B                                             29%            37%             73%
C                                             46%            30%              4%

Slide 4 - Tekstslide

- Stel, je woont rond 1750 in Groot-Brittannië en maakt thuis stoffen met je eigen weefgetouw. Ben je dan een voor- of tegenstander van de industrialisatie? Geef ook een argument.  - Stel, je werkt rond 1850 in een Britse textielfabriek. Ben je dan een voor- of tegenstander van de industrialisatie? Geef ook een argument. (2 punten) 

Slide 5 - Tekstslide

Gebruik bron 2 en de vier uitspraken (A-D). Eén van de kenmerkende aspecten bij de tijd van burgers en stoommachines is het ontstaan van een parlementair stelsel en de toename van volksinvloed.  Noteer de letter van de juiste uitspraak. (2 punten) 

Slide 6 - Tekstslide

Gebruik de zes feiten (A-F). Deze vraag gaat over de politiek en het bestuur in Nederland in 1815 en in 1848.  - Noteer het jaartal 1815 en zet de bijpassende letters erachter. - Noteer het jaartal 1848 en zet de bijpassende letters erachter.  (2 punten)   
  
A de koning had veel macht 
B de regering was afhankelijk van het parlement 
C het parlement had de hoogste macht 
D het parlement had weinig rechten 
E het volk had veel politieke invloed 
F Nederland was een constitutionele monarchie 

Slide 7 - Tekstslide

- Noem een overeenkomst tussen de Eerste Kamer en de Tweede Kamer. - Noem ook een verschil. (2 punten) 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Gebruik bron 4 en de vier uitspraken (A-D).  Noteer de letter van de juiste uitspraak. (2 punten)  
  
Door deze wet: A kwam er definitief een eind aan de kinderarbeid in Nederland. B mochten kinderen tot en met twaalf jaar niet meer werken. C was kinderarbeid alleen nog toegestaan op het platteland (veldarbeid). D werden werkgevers van fabrieken gestraft als ze kinderen lieten werken.   
  
Bron 4 Wet met maatregelen om overmatige arbeid en verwaarlozing van kinderen tegen te gaan (1879)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Gebruik bron 5.  - Leg uit wat er op de afbeelding gebeurt. - Neemt de maker een standpunt in? Leg je antwoord uit met een beeldelement. (2 punten)  
  
Bron 5 De stoomwals (The Steam Roller), Amerikaanse prent uit 1917 met vier vrouwen op een stoomwals waarop het woord vooruitgang (progress) staat. De vrouwen dragen sjerpen (= linten, banden) waarop de woorden kiesrecht voor iedereen (equal suffrage) en het westen (the west) staan. Op de stenen onder de stoomwals staat het woord tegenstand of verzet (opposition).  

Slide 12 - Tekstslide

Gebruik nogmaals bron 5. Eén van de kenmerkende aspecten bij de tijd van burgers en stoommachines is: de industriële revolutie en de opkomst van de emancipatiebewegingen.  Past dit kenmerkend aspect bij de afbeelding? Leg je antwoord uit met een bronelement. (2 punten) 

Slide 13 - Tekstslide

Gebruik de vijf begrippen (a-e). Noteer a-e met de juiste omschrijving. (2 1/2 punten)  
  
a bourgeoisie 
b discriminatie 
c parlementaire democratie 
d sociale kwestie e vooroordeel 

Slide 14 - Tekstslide

Noteer de letters A-D met telkens het juiste jaartal. Kies uit: 1848 / 1850 / 1917 / 1919. (2 punten)  
  
A Begin van de industrialisatie in andere westerse landen en Japan. 
B Er kwam een einde aan de schoolstrijd. 
C Nederland kreeg een nieuwe grondwet. 
D Nederlandse vrouwen kregen kiesrecht.

Slide 15 - Tekstslide