H2.2 Luchtdruk

H 2.2 Luchtdruk
Herhaling H2.1
Uitleg H2.2
Zelfstandig werken
Afsluiting
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H 2.2 Luchtdruk
Herhaling H2.1
Uitleg H2.2
Zelfstandig werken
Afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

H 2.2 Luchtdruk
Herhaling H2.1
Uitleg H2.2
Zelfstandig werken
Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Onthoud
• Stoffen bestaan uit heel kleine deeltjes. Deze deeltjes heten moleculen. Met het deeltjesmodel beschrijf je eigenschappen van de moleculen:
– de moleculen van een stof veranderen niet;
– de moleculen van een stof bewegen voortdurend;
– de moleculen van een stof trekken elkaar aan.
• In een vaste stof hebben de moleculen een vaste plaats, maar trillen op die plaats voortdurend heen en weer. Als de temperatuur van een vaste stof te groot wordt, bewegen de moleculen te snel en verlaten ze hun vaste plaats. De vaste stof smelt en wordt een vloeistof.

Slide 3 - Tekstslide

Onthoud
• In een vloeistof hebben de moleculen geen vaste plaats meer. De moleculen bewegen door elkaar heen. Als de temperatuur nog hoger wordt, dan is de snelheid van sommige moleculen zo groot dat ze uit de vloeistof ontsnappen. De vloeistof verdampt en wordt een gas.
• In een gas bewegen de moleculen los van elkaar. De ruimte tussen de moleculen is groot.
• In lucht komt waterdamp voor. Dit is een onzichtbaar gas. Als de temperatuur daalt, begint de waterdamp te condenseren en vormen zich waterdruppels. Deze waterdruppels zie je als mist of dauw. Als de lucht koud is, vormt zich uit de waterdamp meteen ijs. Dit noem je rijpen.

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
  • 2.2.1 Je kunt uitleggen hoe de luchtdruk op het aardoppervlak en op jezelf ontstaat.
  • 2.2.2 Je kunt beschrijven op welke manier je de grootte van de luchtdruk kunt meten.
  • 2.2.3 Je kunt de kenmerken van lagedrukgebieden en hogedrukgebieden benoemen.
  • 2.2.4 Je kunt het verband beschrijven tussen de luchtdruk en de hoogte in de atmosfeer.
  • 2.2.5 Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met de gasdruk in een afgesloten ruimte.
  • 2.2.6 Je kunt beschrijven op welke manier je de grootte van de gasdruk kunt meten.
  • 2.2.7 Je kunt de absolute druk berekenen als je de overdruk kent, en omgekeerd.
  • 2.2.8 Je kunt vier verschillende eenheden van druk herkennen en omrekenen.

Slide 5 - Tekstslide

Luchtdruk

Slide 6 - Tekstslide

Luchtdruk en Overdruk
Ook in de lucht zijn botsende moleculen = Luchtdruk
De luchtdruk meet je met een barometer.

Luchtdruk op aarde is 100.000 N/m² = 100.000 Pa

Een druk groter dan de luchtdruk = Overdruk
Luchtdruk + Overdruk = Absolute druk 

Slide 7 - Tekstslide

Luchtdruk meten
De luchtdruk kan je meten met een barometer. 
De gemiddelde luchtdruk is
1013 millibar (of 1,0 bar)
(Of 1013 hPa) 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Luchtdruk en het weer
De luchtdruk is een goede graadmeter voor het weer mogelijke neerslag. Bij een hoge luchtdruk is het vaker goed weer en bij een lage luchtdruk is het vaker slecht weer.

Slide 10 - Tekstslide

Zijaanzicht luchtdruk

Slide 11 - Tekstslide

Manometer
Meet overdruk en onderdruk. 

overdruk is de druk meer dan de aanwezige luchtdruk 

Overdruk lucht in een band 

Onderdruk lucht in vacuüm 

Absolute druk = Luchtdruk + overdruk

Slide 12 - Tekstslide

Overdruk
Absolute druk = luchtdruk + overdruk

Slide 13 - Tekstslide

Onderdruk
Absolute druk = luchtdruk - onderdruk
Overdruk
Absolute druk = luchtdruk + overdruk

Slide 14 - Tekstslide

De manometer meet de overdruk

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Zelfstandig werken
Wat: lees blz. 84 t/m 86 en maak opgaven 1 t/m 8 van H 2.2 op blz. 88 t/m 92.
Hoe: helemaal stil! muziek mag in via laptop!
Hulp: docent
Tijd: 20 minuten lang
Huiswerk: opdrachten 9 t/m 12 van paragraaf H2.2 op blz. 90.
Klaar?: ga bezig met paragraaf H 2.3.
timer
20:00

Slide 17 - Tekstslide

Onthoud
Weet jij wat al de belangrijke begrippen betekenen?
absolute druk: de totale druk
barometer: instrument om de luchtdruk te meten
gasdruk: de druk in een afgesloten ruimte
hogedrukgebied: gebied waarin de luchtdruk hoger is dan in zijn omgeving
lagedrukgebied: gebied waarin de luchtdruk lager is dan in zijn omgeving
luchtdruk: druk die de lucht op het aardoppervlak en op je lichaam uitoefent
manometer: Instrument om de overdruk in een afgesloten ruimte te meten
millibar: eenheid voor luchtdruk die veel op barometers wordt gebruikt
overdruk: verschil tussen de luchtdruk buiten en de druk in een afgesloten ruimte

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video