5.11 Bijwoordelijke bepaling

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

  • Ik weet wat een bijwoordelijke bepaling is;
  • Ik kan bijwoordelijke bepalingen herkennen/benoemen in een zin. 

Slide 2 - Tekstslide

Zinsdelen
Bekijk de volgende zin:
Ik loop. 

Dit is een complete zin met een onderwerp, een persoonsvorm en een gezegde. 
Je kunt deze korte zin aanvullen met allerlei andere zinsdelen:
Ik loop op dinsdagmorgen met mijn moeder van de markt via de Bergstraat naar de parkeerplaats.

Slide 3 - Tekstslide

Een bijwoordelijke bepaling (bwb)

  • Eerder gevonden zinsdelen: persoonsvorm, onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp , meewerkend voorwerp. 
  • Het is vaak een zinsdeel dat 'overblijft'.
  • Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen als  wanneer, waarom, waar, waarmee, hoe, door wie, met wie enzovoort.
Vaak geeft een bijwoordelijke bepaling antwoord op de vragen 'waar?' en 'wanneer?'

Slide 4 - Tekstslide

Schrijf de bwb op.
Hij fietste naar het sportveld.

Slide 5 - Open vraag

Schrijf de bwb op.
Ik vertel het je volgende week.

Slide 6 - Open vraag

Schrijf de bwb op.
Met zijn zakmes sneed hij het brood.

Slide 7 - Open vraag

Schrijf de bwb op.
Ik ga naar de bioscoop.

Slide 8 - Open vraag

Een bijwoordelijke bepaling
In één zin kunnen meerdere bijwoordelijke bepalingen voorkomen:

Vroeger / woonden / een man en een vrouw / arm maar gelukkig 

samen met hun twee kinderen / in een donker bos.
bwb
bwb
bwb
bwb

Slide 9 - Tekstslide

Niet alle bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op een vraag, zoals 'hoe' of 'waarmee'. 
Woorden zoals zeker, eens, ooit, absoluut, allicht, eigenlijk, natuurlijk, misschien, waarschijnlijk, niet en wel zijn ook bijwoordelijke bepalingen.

Slide 10 - Tekstslide

Ober, breng mij eens een glas water, alsjeblieft.
Mij =
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
een lijdend voorwerp
D
een onderwerp

Slide 11 - Quizvraag

Verander toch eens iets aan die haren van je !
aan die haren van je =
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
een onderwerp
D
een lijdend voorwerp

Slide 12 - Quizvraag

Aan jou kan ik geen geheim vertellen.
Aan jou =
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
een onderwerp
D
een lijdend voorwerp

Slide 13 - Quizvraag

Ik zal de anderen heus niets vertellen.

de anderen =
A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
een lijdend voorwerp
D
een onderwerp

Slide 14 - Quizvraag


Bevat deze zin een bijwoordelijke bepaling?
De oppas wachtte op het schoolplein op haar oppaskinderen.
A
Nee, de zin bevat geen bijwoordelijke bepaling.
B
Ja, de zin bevat één bijwoordelijke bepaling.
C
Ja, de zin bevat twee bijwoordelijke bepalingen.

Slide 15 - Quizvraag

Het verschil tussen zinsdelen benoemen en woordsoorten benoemen is dat je bij zinsontleden....

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

De taak
5.9: havo en vwo: 1, 2, 3 en 4
5.11: havo en vwo: 1, 2, 3, 4 en 5

Slide 18 - Tekstslide