4kader H1 spelling les 1: leestekens en hoofdletters

Docent
Bord
4k1
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Docent
Bord
4k1

Slide 1 - Tekstslide

Docent
Bord
4k5

Slide 2 - Tekstslide

Planning:
- Wat weet je al?
- Wat zijn de regels volgens de theorie
- Aan de slag

Doel: Hoofdletters, punten en vraagtekens gebruiken
Hoofdletters, dubbele punt en aanhalingstekens in citaten gebruiken. Komma's gebruiken (blz.28)
Werkwoorden correct spellen (met behulp van het schema van de ww-spelling (blz 30
Basis instructie: iedereen
Verlengde instructie: 

Slide 3 - Tekstslide

Antwoorden
1. De politie verrichtte wekenlang onderzoek naar de inbraken.
2. Toen ik mijn toets Frans maakte, duimde Janita voor mij.
3. We durfden niet te kijken toen de geheime politie op de deur bonkte.
4. Terwijl ik tobde over mijn cijfers, kraste Sandra haar naam in het tafelblad. 

Slide 4 - Tekstslide

Welke leestekens ken je?

Slide 5 - Woordweb

Leestekens - vervolg
Komma
1. tussen 2 pv's 
2. tussen een opsomming
3. na een naam of uitroep (begin van een zin)
4. voor omdat, terwijl, nadat, toen, want
1. Nadat Mart zijn boek had uitgelezen, schreef hij direct zijn fictiedossier. 
2. Ik heb 3 kleuren; blauw, rood en groen. 
3. Lianne, help me even.  
4. Hij is blij, want hij heeft een miljoen gewonnen. 
Citaat
Letterlijk overnemen wat iemand zegt. 
Voor het citaat zet je een dubbele punt.
Zet het citaat tussen aanhalingstekens.
Sharona vroeg: 'Mevrouw, wat is een citaat?'

Zij riep: Hier, deze kant op!'

Slide 6 - Tekstslide

Regels over leestekens
Punt 
einde van een zin
Vandaag oefenen we met hoofdletters en leestekens. 
Vraagteken
eind van een vraagzin
Dit kunnen we toch al?
Uitroepteken
einde van een zin met extra nadruk
Uiteraard kunnen jullie dit!

Slide 7 - Tekstslide

Maak een zin met een citaat, gebruik ook hoofdletters.

Slide 8 - Open vraag

Regels over hoofdletters
Start
begin van een zin
Vanmiddag ga ik leren. 
Namen
ongeacht waar in een zin
Michel van Dam, Etos, Tess' tas, Almelo
Aardrijks-kundig
woorden die zijn afgeleid van aardrijkskundige namen
Noord-Brabantse, Amerikaanse,
Almelo's

Slide 9 - Tekstslide

Controle: sleep de leestekens naar de juiste plaats
- aan het eind van een zin
- aan het eind van een vraagzin
- aan het eind van een zin met extra nadruk
- tussen twee persoonsvormen / tussen delen van een opsomming / na een naam of uitroep aan het begin van een zin / vóór verbindingswoorden
PUNT
VRAAGTEKEN
UITROEPTEKEN
KOMMA

Slide 10 - Sleepvraag

Werkwoordspelling

Slide 11 - Tekstslide

Doelen
Aan het einde van deze lessenserie

- kun je persoonsvormen in de tt en vt juist spellen
- kun je het voltooid deelwoord juist spellen
- kun je een bijvoeglijk naamwoord maken van een      
   voltooid deelwoord

Slide 12 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd enkelvoud
Als de persoonsvorm (pv) in de tegenwoordige tijd staat, zijn er 3 mogelijkheden:

1. ik-vorm
2. ik-vorm + t
3. Hele werkwoord (bij meervoud)

Slide 13 - Tekstslide





Niet zeker? Gebruik het werkwoord lopen
ik
ik-vorm

jij?
jij 
ik-vorm+t

hij/zij/u/het
ik-vorm+t

wij/jullie/zij
hele ww

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeelden:

Slide 15 - Tekstslide

Vul de goede werkwoordsvormen in:
1. (houden) ... je broer van detectives? 
2. Ik (vinden) ... het plezierig als u de agenda een week voor de vergadering (versturen) ...
3. Mijn wang (bloeden) ... altijd als ik mij (snijden) ... tijdens het scheren.
4. Je (geloven) ... toch niet dat iedereen zo'n spellingsboek (bestellen) ...?

Slide 16 - Tekstslide

Antwoorden
1. Houdt je broer van detectives?  (loopt je broer?) 
2. Ik vind het plezierig als u de agenda een week voor de vergadering verstuurt. 
3. Mijn wang bloedt altijd als ik mij snijd tijdens het scheren.
4. Je gelooft toch niet dat iedereen zo'n spellingsboek bestelt?

Slide 17 - Tekstslide

Werkwoorden in de vt
Hele ww -en
't exkofschip
/
/

Slide 18 - Tekstslide

Dus:
     Zit de laatste letter van het hele werkwoord -en WEL in 't kofschip?        schrijf dan          of te / ten                             fietsen                 fietste

      Zit de laatste letter van het hele werkwoord -en NIET in 't kofschip?        schrijf dan         de / den                               bellen                    belde

Slide 19 - Tekstslide

Even oefenen
1. De politie (verrichten) ... wekenlang onderzoek naar de inbraken.
2. Toen ik mijn toets Frans (maken) ... (duimen) ... Janita voor mij.
3. We (durven) ... niet te kijken toen de geheime politie op de deur (bonken) ...
4. Terwijl ik (tobben) ... over mijn cijfers, (krassen) ... Sandra haar naam in het tafelblad. 

Slide 20 - Tekstslide

Werkwoord als bijv.nw.
Sommige woorden zijn afgeleid van een werkwoord. 
Ik ben altijd de gebeten hond. (van een vdw)
De bijtende hond werd gevangen door zijn baas. (van een odw)

Schrijfwijze: altijd zo kort en eenvoudig mogelijk. 

Slide 21 - Tekstslide

Werkwoord als bijv.nw.
Voltooid deelwoord op -en? --> bnw ook op -en 
               De deur is gesloten. --> De gesloten deur. 

Voltooid deelwoord op -d of -t? --> bnw maken door +e en zo kort mogelijk.

Slide 22 - Tekstslide

Het ... (verbreden) fietspad is mooi aangelegd.

Slide 23 - Open vraag

De ... (verbazen) man zat achter in de klas te kijken naar de geweldige docent.

Slide 24 - Open vraag

Doelen en opdracht
Aan het einde van deze lessenserie

- kun je persoonsvormen in de tt en vt juist spellen
- kun je het voltooid deelwoord juist spellen
- kun je een bijvoeglijk naamwoord maken van een      
   voltooid deelwoord
-Kun je de leesteken en hoofletters correct gebruiken

Maak:

Leestekens/hoofdletter en werkwoordspelling online, h1 --> minimaal 70%

Laatste 5 minuten evaluatie, dus laat LessonUp aan staan!

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag
Doel: hoofdletters, punten en vraagtekens gebruiken
hoofdletters, dubbele punt en aanhalingstekens in citaten gebruiken. Komma's gebruiken

Wat: opdrachten online Spelling leestekens

Klaar: Leesboek
timer
30:00

Slide 26 - Tekstslide

De ... (blaffen) hond trok aan de lijn.

Slide 27 - Open vraag

Ik (waxen) mijn benen gisteravond.

Slide 28 - Open vraag

De buren hebben hun eigen truien (breien)

Slide 29 - Open vraag

Hoe oud (worden) je tante morgen?

Slide 30 - Open vraag

De (vergroten) foto hangt aan de muur.

Slide 31 - Open vraag