formeel taalgebruik

Formeel taalgebruik
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Formeel taalgebruik

Slide 1 - Tekstslide

Wat is formele taal?
 

Formele taal is taal die je gebruikt in serieuze situaties. Het is een beetje ‘stijf’. Je gebruikt het als je contact hebt met mensen die je niet zo goed kent of met mensen die belangrijk zijn.


Slide 2 - Tekstslide

Wat is informele taal?
Informele taal is taal die je gebruikt in minder serieuze situaties. Het is ‘losser’. Je gebruikt het als je praat met je vader of moeder of als je een berichtje schrijft naar een vriend of een klasgenoot. 
  • Let op: informeel betekent niet dat je meer fouten mag maken. Je gebruikt alleen wat eenvoudigere woorden, die lijken op de taal die je spreekt.


Slide 3 - Tekstslide

in welke situatie gebruik je formele taal?
A
aan je eigen keukentafel
B
aan te de telefoon met je vrienden
C
tijdens een sollicitatiegesprek
D
Tijdens de pauzes van school

Slide 4 - Quizvraag

Wanneer gebruik je nog meer formele taal?

Slide 5 - Open vraag

Een voorbeeld van formeel taalgebruik is:
A
Hey man,
B
Hoi Sjonnie,
C
Beste meneer/mevrouw,
D
Hey, alles goed?

Slide 6 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'aanvankelijk'?
A
eerst
B
en ook

Slide 7 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'alsmede'?
A
over
B
en ook

Slide 8 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'betreffende'?
A
over
B
hierbij

Slide 9 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'bij dezen'?
A
daarom
B
hierbij

Slide 10 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'gelieve'?
A
wilt u
B
eerst

Slide 11 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'derhalve'?
A
daarom
B
en ook

Slide 12 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'hetzij'?
A
als
B
of

Slide 13 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'mits'?
A
altijd
B
als

Slide 14 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'te allen tijde'?
A
om
B
altijd

Slide 15 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'teneinde'?
A
om
B
ook

Slide 16 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'tevens'?
A
nu
B
ook

Slide 17 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'thans'?
A
nu
B
ook

Slide 18 - Quizvraag