Theme 3 - Woordenschat

Theme 3: English around the World

Woordenschat
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Theme 3: English around the World

Woordenschat

Slide 1 - Tekstslide

Vertaal van Engels naar Nederlands

Slide 2 - Tekstslide

1. Offensive
A
illustrerend
B
beledigend
C
alomvattend
D
verdedigend

Slide 3 - Quizvraag

2. Fortunately
A
helaas
B
ondanks
C
terwijl
D
gelukkig

Slide 4 - Quizvraag

3. Judgement
A
oordeel
B
rechter
C
advocaat
D
straf

Slide 5 - Quizvraag

4. Recognise
A
herzien
B
herkansen
C
hernoemen
D
herkennen

Slide 6 - Quizvraag

5. Complicated
A
onrustig
B
ingewikkeld
C
onduidelijk
D
verwarrend

Slide 7 - Quizvraag

6. Numerous
A
cijfermatig
B
gemiddeld
C
weinig, klein in aantal
D
talrijk, groot in aantal

Slide 8 - Quizvraag

7. Fairy tale
A
feeën taal
B
kindertijd
C
verhaal
D
sprookje

Slide 9 - Quizvraag

8. Rewarding
A
belonend
B
rechtvaardigend
C
belastend
D
behoedend

Slide 10 - Quizvraag

9. To pass down
A
flauw vallen
B
zakken
C
doorgeven
D
verliezen

Slide 11 - Quizvraag

10. CEO
A
algemeen directeur
B
manager
C
accountant
D
secretaresse

Slide 12 - Quizvraag


Vertaal van Nederlands naar Engels

Slide 13 - Tekstslide

11. Vooroordeel
A
adjustment
B
prejudice
C
collective
D
defendant

Slide 14 - Quizvraag

12. Voorkeur
A
dependence
B
preference
C
establishment
D
framework

Slide 15 - Quizvraag

13. Eerlijk, oprecht
A
frequent
B
general
C
sincere
D
impact

Slide 16 - Quizvraag

14. Huren
A
nod
B
join
C
lose
D
hire

Slide 17 - Quizvraag

15. Toegang
A
occassion
B
access
C
pattern
D
penalty

Slide 18 - Quizvraag

16. Nuttig
A
succesful
B
convenient
C
useful
D
challenging

Slide 19 - Quizvraag

17. Gedeeltelijk
A
sufficient
B
temporary
C
partially
D
totally

Slide 20 - Quizvraag

18. Omgeving
A
universe
B
surroundings
C
tournament
D
transport

Slide 21 - Quizvraag

19. Belediging
A
vegetable
B
insult
C
subject
D
report

Slide 22 - Quizvraag

20. Ongemakkelijk
A
Not easy
B
Awkward
C
difficult
D
easy

Slide 23 - Quizvraag