5.2 waar kun je werken?

3 VMBO -T
5.2 Waar kun je werken?
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3 VMBO -T
5.2 Waar kun je werken?

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling lesdoelen 5.1

- Hoe komt een arbeidsovereenkomst tot stand?

- Welke dienstverbanden zijn er mogelijk?

- Wat doet de wet om jou als werknemer te beschermen?



Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen 5.2

- Welke ondernemingsvormen zijn er?
- Hoe is een bedrijf georganiseerd?

- In welke sectoren kun je werken?

Slide 3 - Tekstslide

Arbeidsmotieven

- nuttig zijn

- zinvol bezig

- contacten met anderen

Slide 4 - Tekstslide

Ondernemingsvormen
  • eenmanszaak
  • zelfstandige zonder personeel (zzp-er)
  • vennootschap onder firma (vof)
  • besloten vennootschap (bv)
  • naamloze vennootschap (nv)
  • stichting

Slide 5 - Tekstslide

Eenmanszaak
Er is één eigenaar die zelf de leiding heeft. De eigenaar kan wel
personeel in dienst hebben.

Slide 6 - Tekstslide

Zzp-er
Iemand die werkt zelfstandig, heeft dus een eigen onderneming. Een zzp-er heeft geen personeel en betaalt inkomstenbelasting over de winst.

Slide 7 - Tekstslide

V.o.f.
Vennootschap onder firma: er zijn twee of meer eigenaren (vennoten of firmanten)
die samen de leiding hebben.

Slide 8 - Tekstslide

kenmerken eenmanszaak en v.o.f.
Voor de eigenaren van een eenmanszaak en v.o.f. is de winst hun inkomen. Daarover betalen zij inkomstenbelasting. Dat is een belasting die iedereen over zijn privé-inkomen
moet betalen.

Bij verlies zijn de eigenaren ook privé aansprakelijk.

Slide 9 - Tekstslide

BV en NV
Een bv (= besloten vennootschap) en een nv (= naamloze vennootschap) zijn ondernemingsvormen waarbij het privégeld van de eigenaren en het geld van de onderneming strikt van elkaar gescheiden zijn. De eigenaren zijn aandeelhouders.

Over de winst wordt vennootschapsbelasting betaald.
De aandeelhouders krijgen dividend als er winst gemaakt wordt.

Slide 10 - Tekstslide

Organigram

Slide 11 - Tekstslide

Arbeidsverdeling:
  • taken worden verdeeld en iedere medewerker doet waar hij goed in is
  • iedereen heeft z'n specialisatie

Slide 12 - Tekstslide

Maatschappelijke arbeidsverdeling:
  • de productie is verdeeld over allerlei bedrijven
  • door specialisatie kunnen bedrijven meer produceren en betere producten maken

Slide 13 - Tekstslide

Productiesectoren
Primaire
Landbouw, mijnbouw en visserij.
Secundaire
Industrie & bouw
Tertiaire
Commerciële dienstverlening (bijv. kapper, marktkoopman, winkels en horeca) 

Winst als doelstelling
Quartaire
Niet-commerciële instellingen (bijv. leraar, politieman, arts en brandweer)

Hoeft geen winst te maken

Slide 14 - Tekstslide

Maken
20 t/m 24 van 5.2

Slide 15 - Tekstslide

Hoe heet het register waar je de eenmanszaak moet inschrijven?
A
Verkoopregister
B
Kamer van Koophandel register
C
handelsregister
D
Belastingregister

Slide 16 - Quizvraag

Bij welke ondernemingsvorm is de directeur in loondienst?
A
Eenmanszaak
B
VOF
C
CV
D
BV

Slide 17 - Quizvraag

Welke ondernemingsvorm geeft aandelen uit die vrij verhandelbaar zijn?
A
NV
B
BV
C
CV
D
VOF

Slide 18 - Quizvraag

Welke van onderstaande bedrijven geeft aandelen uit?
A
NV
B
Eenmanszaak
C
CV
D
VOF

Slide 19 - Quizvraag

Welke ondernemingsvorm is een rechtspersoon?
A
CV
B
NV
C
VOF
D
Eenmanszaak

Slide 20 - Quizvraag

Arbeidsmotieven zijn redenen om te werken. Je werkt voor: regelmaat, loon, sociaal contact en?

Slide 21 - Open vraag

Welk van de vier is GEEN ondernemingsvorm?
A
Eenmanszaak
B
V.o.F
C
B.V.
D
A.P.

Slide 22 - Quizvraag

Noem de vier productiesectoren. Geef ook een beroep aan per sector

Slide 23 - Open vraag

Wat betekent de afkorting KvK?
A
Kamer voor kooplieden
B
Kamer van Handel
C
Koopwaar en Koophandel
D
Kamer van Koophandel

Slide 24 - Quizvraag

In welke sector werkt deze man? De primaire, secundaire, tertiaire of quartaire?

Slide 25 - Open vraag

Als je bij een appelboer de appels gaat plukken, dan werk je in:
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
je vrije tijd

Slide 26 - Quizvraag

Welke beroepen kom je tegen in de tertiaire sector?
A
kapper
B
boer
C
taxichauffeur
D
leraar

Slide 27 - Quizvraag

Wat hoort niet thuis in de quartaire sector?
A
ziekenhuis
B
brandweer
C
school
D
bank

Slide 28 - Quizvraag

Industrie is een onderdeel van de secundaire sector.
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Timmerman is een beroep in de primaire sector.
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Welke van de vier productiesector zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 31 - Quizvraag

Wat heb je geleerd?

Slide 32 - Tekstslide

Welke ondernemingsvormen zijn er?

Slide 33 - Open vraag

Hoe is een bedrijf georganiseerd?

Slide 34 - Open vraag

In welke sectoren kun je werken?

Slide 35 - Open vraag