1 HV - BIO - Th3, bs 4 en 5

Cellen
1 H/V
Bs 4 en 5 + herhaling
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Cellen
1 H/V
Bs 4 en 5 + herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Zet de organisatieniveaus in de juiste volgorde
Orgaan
Weefsel
Organisme
Orgaan
stelsel
Cel

Slide 2 - Sleepvraag

Inzoomen op een cel

Slide 3 - Tekstslide

Hoe heten de delen van een cel met een eigen functie?

Slide 4 - Open vraag

Cellen
plantaardige cel - dierlijke cel

Slide 5 - Tekstslide

Dierlijke cellen hebben een celmembraan.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Cellen
plantaardige cel - dierlijke cel

Slide 7 - Tekstslide

Celwanden zorgen voor stevigheid.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Cellen
plantaardige cel - dierlijke cel

Slide 9 - Tekstslide

In afbeelding is een dierlijk weefsel getekend.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

In de afbeelding is een bladcel afgebeeld.
Welke onderdelen van deze plantaardige cel komen ook bij dierlijke cellen voor? ...(1)....
A
1, 2 en 5.
B
1, 4 en 5.
C
2, 3 en 6.
D
2, 5 en 6.

Slide 11 - Quizvraag

Is dit een dierlijke of plantaardige cel, of kan je dat niet weten? Leg uit.

Slide 12 - Open vraag

Noteer nummer 1 t/m 6
noteer zo:
1=
2=
enz.

Slide 13 - Open vraag

Plastiden

Slide 14 - Tekstslide

Plastiden (korrels)
Bladgroenkorrels:
bladeren, groene kleur, fotosynthese

Kleurstofkorrels: bloemen/vruchten, gele/oranje/rode kleur, geven bloemen of vruchten een opvallende kleur

Zetmeelkorrels: kleurloos, aardappels, opslag voor zetmeel

Slide 15 - Tekstslide

Plastiden

  • Kunnen van het ene type overgaan in het andere type. 
  • Wanneer een tomaat rijp wordt, verandert de kleur van groen naar rood. 
  • Bladgroenkorrels veranderen dan in rode kleurstofkorrels.

Slide 16 - Tekstslide

Bladgroenkorrels zitten in de kern van een plantencel.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Plastiden zijn korrels die je in plantencellen kunt aantreffen. Zo bevatten aardappelcellen zetmeelkorrels. Tomaten krijgen hun kleur door andere plastiden. Onrijpe tomaten zijn, als ze verkocht worden, soms nog een beetje groen. Ze worden later pas helemaal rood. Wat is de verklaring voor deze kleurverandering?
A
De kleurstofkorrels gaan over in zetmeelkorrels
B
De zetmeelkorrels gaan over in kleurstofkorrels
C
De bladgroenkorrels gaan over in kleurstofkorrels
D
De bladgroenkorrels gaan over in zetmeelkorrels

Slide 18 - Quizvraag

Celkern

Slide 19 - Tekstslide

celkern
De celkern bevat DNA

Slide 20 - Tekstslide

Wat is DNA?
Een 'streepjescode' voor alle erfelijke eigenschappen, bijv.
       - oogkleur
       - lengte
       -krullen

Slide 21 - Tekstslide

Je hebt 2 meter DNA
in elke cel
DNA is een molecuul

Slide 22 - Tekstslide

       vingerafdruk
basenparen:
A-T     T-A
G-C    C-G

Slide 23 - Tekstslide

een gen

Een gen is een stukje DNA
voor een erfelijke eigenschap. 

de code wordt bepaald door 
de volgorde van de basenparen

eierdop-periode

Slide 24 - Tekstslide

In elke lichaamscel zit hetzelfde DNA!

Een gen kan 'aan' staan in een cel waar dat nodig is

Een gen kan 'uit' staan in een cel waar dat niet nodig is.

Slide 25 - Tekstslide

chromosomen

Vlak voor de cel gaat delen, wikkelen de DNA-draden zich op tot  46 chromosomen

Slide 26 - Tekstslide

chromosomen

In elke cel zitten 46 chromosomen
23 kreeg je van je moeder 
23 kreeg je van je vader


Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Kirsten en Angeline bekijken boomalgen. Die zitten in flinke aantallen op een boom. Zij vermenigvuldigen zich door deling en verspreiden zich over de zonkant van de boom.
Tot welk niveau reken je in de biologie zo'n groep boomalgen?
A
Tot een ecosysteem.
B
Tot een orgaan
C
Tot een organisme.
D
Tot een populatie.

Slide 29 - Quizvraag

In een organisme komen onder andere cellen, organen, organenstelsels en weefsels voor.
Wat is de juiste volgorde van deze delen, van klein naar groot?

A
Cel – orgaan – organenstelsel – organisme.
B
Orgaan – organenstelsel – organisme – cel.
C
Organenstelsel – cel – orgaan – organisme
D
Organisme – organenstelsel – orgaan – cel.

Slide 30 - Quizvraag

Herhalingsvragen

Slide 31 - Tekstslide

Een orgaanstelsel is een groep cellen met dezelfde taak.
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quizvraag

In de afbeeldingzijn twee dwarsdoorsneden van de romp van een mens schematisch getekend.
Noteer de namen van de organen 1 t/m 6.
Doe dat zo: 1=, 2=, enz.



Slide 33 - Open vraag

De aorta en de holle ader gaan beide door het middenrif heen.
A
juist
B
onjuist

Slide 34 - Quizvraag

Schrijf de naam van orgaan nummer 2 op.

Slide 35 - Open vraag

Schrijf de naam van orgaan nummer 3 op.

Slide 36 - Open vraag

Schrijf de naam van orgaan nummer 5 op.

Slide 37 - Open vraag

Een weefsel is een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functie.
A
juist
B
onjuist

Slide 38 - Quizvraag

In de afbeelding is een orgaan getekend.
Tot welk organenstelsel behoort dit orgaan?
A
ademhalingsstelsel
B
bloedvatenstelsel
C
spierstelsel
D
zenuwstelsel

Slide 39 - Quizvraag

Als je geen kleurstofoplossing toevoegt, kun je uiencellen niet goed zien onder de microscoop.
A
juist
B
onjuist

Slide 40 - Quizvraag

Met deel 5 kun je de hoeveelheid licht regelen die door het preparaat valt.
A
juist
B
onjuist

Slide 41 - Quizvraag

De revolver is aangegeven met nummer 7.
A
juist
B
onjuist

Slide 42 - Quizvraag

Met deel 10 kun je het beeld nauwkeurig scherpstellen.
A
juist
B
onjuist

Slide 43 - Quizvraag

In de luchtpijp zitten spieren, cellen met trilharen en cellen die de buitenkant bedekken.
Tot hoeveel weefsels en tot hoeveel organenstelsels hoort de luchtpijp?
A
Tot één weefsel en één organenstelsel.
B
Tot één weefsel en drie organenstelsels.
C
Tot drie weefsels en één organenstelsel.
D
Tot drie weefsels en drie organenstelsels.

Slide 44 - Quizvraag

Door een microscoop kijkend, ziet Jola een stukje papier met daarop de letter p.
In werkelijkheid ligt onder de microscoop de letter

Slide 45 - Open vraag

Vandaag is er practicum. De leerlingen werken in duo's. Ieder duo krijgt van de lerares vier microscooppreparaten. Op elk preparaat zit een etiketje (zie deafbeelding). Kirsten en Angeline werken samen.
Kirsten en Angeline krijgen de opdracht om een preparaat van dierlijke cellen te bekijken.
Welke van deze preparaten moeten ze dan bekijken?

A
Preparaat 1.
B
Preparaat 2.
C
Preparaat 3.
D
Preparaat 4.

Slide 46 - Quizvraag

Tanja gebruikt een microscoop met een oculair dat 10 × vergroot.
Ze draait een objectief voor dat 40 × vergroot.
Met welke vergroting bekijkt ze het preparaat?
Met een vergroting van
A
10x
B
40x
C
50x
D
400x

Slide 47 - Quizvraag

Tijdens een practicum wil Desi een preparaat door een microscoop bekijken. Ze wil eerst een overzicht van het preparaat.
Bij welk vergroting moet zij dan kijken?

A
40 x
B
100 x
C
400 x

Slide 48 - Quizvraag

Waar bevinden zich de huidmondjes van deze brandnetel zich?
A
aan de onderkant van het blad
B
aan de bovenkant van het blad

Slide 49 - Quizvraag

sleep de "blauwe woorden" na het juiste rode doel.
organisme
organenstelsel
orgaan
Levend wezen
Deel organismen met functie
Groep organen met dezelfde functie
Hond
Bloedvatenstelsel
Hart

Slide 50 - Sleepvraag

In de afbeeldingen is een hond weergegeven op twee verschillende momenten
tijdens het rennen. In de afbeelding geeft de letter R het orgaan aan dat de borstholte van de buikholte scheidt.
Geef de naam van dit orgaan.

Slide 51 - Open vraag