Lees bij opdr. 15 woordblok en maak de bijbehorende opdracht.
Maak opdracht 16 op blz. 57 Welke Engelse woorden zijn ruimtes en welke Engelse woorden zijn dingen? Schrijf ze in de juiste cirkel. Het eerste antwoord is al gegeven.
Slide 10 - Tekstslide
What new words and sentences did I learn in this lesson?
Slide 11 - Open vraag
When do I use 'this'?
Slide 12 - Open vraag
When do I use 'that'?
Slide 13 - Open vraag
Next week
Leer je iets over je huis te vertellen in het Engels.
Leer je het werkwoord 'to be' (zijn) in het Engels.