Spelling §2 leestekens

§2 Leestekens
Voordat we beginnen:
WELKOM
timer
10:00
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

§2 Leestekens
Voordat we beginnen:
WELKOM
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Je kan punten en aanhalingstekens op de juiste manier gebruiken.
  • Je kan komma's en dubbele punten op de juiste manier gebruiken.
Lesdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leestekens (punt)
  • Een punt zet je na een zelfstandige zin:

Fout:
Elise gaat morgen naar Amsterdam, ze gaat met de trein.

Goed:
Elise gaat morgen naar Amsterdam. Ze gaat met de trein.


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leestekens (punt)
  • Een punt zet je na een zelfstandige zin:

Fout:
Elise gaat morgen naar Amsterdam, ze gaat met de trein.

Goed:
Elise gaat morgen naar Amsterdam. Ze gaat met de trein.


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leestekens (komma)
Een komma gebruiken we in een aantal gevallen:

  • Tussen twee persoonsvormen:
    Als de zon fel schijnt, moet je je insmeren. 
  • Voor voegwoorden zoals maar, nadat, omdat, terwijl, want:
    Ik ben te laat, omdat ik me heb verslapen.
  • Tussen delen van een opsomming:
    Mijn buurman werkt op maandag, dinsdag, woensdag en donderdag.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leestekens (komma)
Een komma gebruiken we in een aantal gevallen:

  • Tussen delen van een opsomming:
    Mijn buurman werkt op maandag, dinsdag, woensdag en donderdag.
  • Voor en na een deel van een zin dat niet zelfstandig kan staan: 
    De tweedeklassers, die allemaal te laat waren gekomen, kregen straf.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je gebruikt een dubbele punt:
  • voor een opsomming.
Deze foto heeft nogal wat kleuren: rood, groen, bruin, geel en oranje.   

  • Voor de directe rede of een citaat
    Peter zei twijfelachtig: 'Ik weet niet of ik het wel ga redden.' 

  • voor een verklaring/reden.
 Een lama moet je niet uitdagen: dan spuugt hij misschien.
(Je kunt zo'n dubbele punt vervangen door komma + want

Leestekens: dubbele punt (:)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Aanhalingstekens gebruik je bij de directe rede of bij een citaat. Let goed op de plaats van deze tekens.

    '
    Vanavond ga ik helemaal niets doen', zei mijn broer.
    'Wil jij de container buitenzetten?' vroeg Ruben.
     
  • Let op: bij de indirecte rede en bij gedachten gebruik je geen aanhalingstekens! 

    Ruben vroeg of ik de container buiten wilde zetten. 
Diego denkt bij zichzelf: waar ben ik aan begonnen?
Aanhalingstekens ('')

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



1. de ober van het chinese restaurant zei we gaan over een half uur sluiten

2. ’s avonds zei de scheidsrechter dat het doelpunt tegen vitesse niet geldig was

3. heeft u onze toets engels al nagekeken vroeg joris aan meneer tijssen


Neem de zinnen over, zet hoofdletters en leestekens

Slide 11 - Tekstslide

1. De ober van het Chinese restaurant zei: ‘We gaan over een half uur sluiten.’
2. ‘s Avonds zei de scheidsrechter dat het doelpunt tegen Vitesse niet geldig was.
3. ‘Heeft u onze toets Engels al nagekeken?’ vroeg Joris aan meneer Tijssen.

Aan de slag!
§2 Leestekens 

Maak opdracht 1 t/m 3 (blz. 250-251)

Klaar? 
Maak de brug meestromen §2 Leestekens 



Slide 12 - Tekstslide

Bespreek de opdracht en schrijf een aantal gemaakte samenstellingen op het brod. 
  • Je weet in welke situaties je een komma schrijft.
  • Je kunt dubbele punten en aanhalingstekens gebruiken in citaten.
Lesdoelen

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies