In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Vak: Economie
Hoofdstuk: 5.4 Wat houd je echt over?
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Mini-check + arrangementen
4.
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6.
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
Slide 1 - Tekstslide
1. Lesopening
Pak je boek van economie op tafel en laat deze nog dicht op tafel liggen.
Huiswerk controle:
5.3 opdracht 8 t/m 13
Slide 2 - Tekstslide
2. Lesdoelen
Aan het einde van de les:
- Weet je wat er wordt bedoeld met de inkoopwaarde?
- Kun je de brutowinst berekenen?
- Weet je wat bedrijfskosten zijn?
Slide 3 - Tekstslide
3. Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie.
N.v.t.
- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag.
Iedereen
- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten.
N.v.t.
Slide 4 - Tekstslide
Verdiept arrangement:
Huiswerk noteren + maken:
les: 5.4 deel 1
opdr: 1 t/m 8
blz: 162 t/m 164
Slide 5 - Tekstslide
Mini-check
Leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check.
Slide 6 - Tekstslide
Wat is inkoopwaarde?
A
Het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde
B
Het totale bedrag dat een winkelier betaalt voor
de inkoop van producten.
C
De winst die uiteindelijk overblijft nadat alle
kosten zijn betaald
D
Het juiste antwoord staat er niet bij
Slide 7 - Quizvraag
Wat is brutowinst?
A
Het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde van de omzet
B
Het verschil tussen bedrijfskosten en nettowinst
C
Het verschil tussen nettowinst en nettoverlies
D
Het verschil tussen inkoopwaarde en brutowinst
Slide 8 - Quizvraag
Hoe bereken je de brutowinst?
A
Inkoopwaarde - Omzet
B
Omzet - bedrijfskosten
C
Omzet + Winst
D
Omzet - Inkoopwaarde
Slide 9 - Quizvraag
Wat is geen voorbeeld van bedrijfskosten
A
Huur
B
Loonkosten
C
De gasrekening
D
Inkoopkosten
Slide 10 - Quizvraag
Wie maakt wat:
3 vragen of meer goed? Ga zelfstandig aan de slag:
les 5.4 opdracht 53 t/m 58 op blz. 142/143.
De rest doet mee met de instructie.
Slide 11 - Tekstslide
4. Instructie
Lees en kijk mee naar de volgende dia.
Slide 12 - Tekstslide
Inkoopwaarde
De inkoopwaarde is de prijs die je betaalt voor de inkoop van de producten/goederen.
-> Wanneer een winkel de ingekochte producten verkoopt, zorgt dat voor omzet / verkoopopbrengst.
Slide 13 - Tekstslide
Brutowinst
Het geld dat je van klanten ontvangt (wanneer je iets verkoopt), is je verkoopopbrengst of omzet. Een deel van dat geld heb jij eerst al uitgegeven voor de inkoop van je producten.
Brutowinst: het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde.
Slide 14 - Tekstslide
Brutowinst berekenen
Je hebt deze maand een omzet behaald van €24.800. De inkoopwaarde is €9.600. Bereken de brutowinst.
De som die je maakt:
€24.800 = €9.600 = €15.200
omzet -inkoopwaarde=brutowinst
Slide 15 - Tekstslide
Je hebt in één week €1.500 omzet behaald. De inkoopwaarde was €850. Bereken de brutowinst.
brutowinst=omzet−inkoopwaarde
Slide 16 - Open vraag
Bedrijfskosten
De kosten om een winkel te laten functioneren
Slide 17 - Tekstslide
Voorbeelden van bedrijfskosten
Slide 18 - Tekstslide
5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (verdiept) + (basis)?
Jullie gaan zelfstandig les 5.4 opdracht 1 t/m 6 op blz. 162/164. Lees goed de stukjes tekst.
Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?
Hulp nodig? (of had je alle vragen in de mini-check fout?): Wij maken samen opdracht 57 (zie volgende slide)
Slide 19 - Tekstslide
57. Met de verkoop van kleding heb je deze week een omzet behaald van €6.843. De kleding heb je ingekocht voor €4.140.
a. Bereken je brutowinst.
b. Met de verkoop van accessoires heb je een omzet van €1.190 behaald. Dat leverde een brutowinst op van €720.
Bereken wat de inkoopwaarde van deze accessoires was.
57. Met de verkoop van kleding heb je deze week een omzet behaald van €6.843. De kleding heb je ingekocht voor €4.140.
a. Bereken je brutowinst.
b. Met de verkoop van accessoires heb je een omzet van €1.190 behaald. Dat leverde een brutowinst op van €720.
Bereken wat de inkoopwaarde van deze accessoires was.
Slide 20 - Tekstslide
6. Zelfstandig werken
Je leest de blauwe & groene stukjes tekst.
Je maakt zelfstandig 5.4 opdracht 1 t/m 6 op blz. 162/164.
Ben je klaar?
1. Nakijken en verbeteren (met een andere kleur en laten zien)
2. Herhalingsopdrachten 5.4 op blz. 170
3. Begrippen leren paragraaf 5.4
timer
27:00
Slide 21 - Tekstslide
7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Zijn er nog opdrachten waar je moeite mee hebt?
Lesdoelen:
- Weet je wat er wordt bedoeld met de inkoopwaarde?