05. Thema 5.3 Oren en ogen (1) 17-4

Thema 5: Waarneming en gedrag
Basisstof 3: Oren en ogen
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Thema 5: Waarneming en gedrag
Basisstof 3: Oren en ogen

Slide 1 - Tekstslide

Planning van de les
-Terugblikken vorige les 
-Lesdoelen controleren
-Uitleg theorie
-Aan de slag!
-Lesdoelen controleren

Slide 2 - Tekstslide

Wat hebben we de vorige lessen geleerd (basisstof 1 en 2)?

Quizz

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen: basisstof 3
Aan het einde van de les:

  • Kun je de delen van het oor benoemen met hun functie.
     
  • Kun je de bouw en werking van het oog beschrijven.

Slide 4 - Tekstslide

Bouw van het oor
(buitenkant)
-In de oren liggen gehoorzintuigen.
-Je oor vangt geluiden op uit de lucht.
-Geluiden zijn trillingen in de lucht.

Slide 5 - Tekstslide

Trillingen
-Geluid bestaat uit trillingen. Deze trillingen komen door de lucht heen in jouw oor.
-De oorschelp vangt deze trillingen op.
-Daarna gaan de trillingen de gehoorgang in.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Bouw van het oor (binnenkant)

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

(H)oren
1. Een geluidsprikkel wordt ontvangen door de zintuigcellen in het oor.

2. In de gehoorzintuig wordt de prikkel omgezet in een impuls.

3. Het impuls wordt verzonden via je zenuwen naar de hersenen.

-> Je neemt geluid waar (waarnemen).

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Buis van Eustachius
-Buisje tussen trommelholte en keelholte.

-Zorgt ervoor dat de luchtdruk aan beide zijdes gelijkt blijft.

Bijvoorbeeld door slikken of gapen.

"Dicht klappen van je oren op grote hoogte, bijvoorbeeld in een vliegtuig"

Slide 12 - Tekstslide

Onderdelen van het oor met de functies:

Slide 13 - Tekstslide

Ontvangen
De lucht trillingen worden ontvangen door de oorschelp, daarna het gehoorgang en komt dan de trommelvlies tegen. Die trilt mee
Lucht trillingen.
Geluid is trillingen in de lucht, deze kan onze oor ontvangen.
Versterking
De trillingen worden versterkt door de gehoorbeentjes
Omzetten
  • De gehoorbeentjes geven de trillingen door aan het slakkenhuis.
  • In het slakkenhuis zitten zintuigcellen die de trillingen omzetten in impulsen.
  • De impulsen gaan door de gehoorzenuw naar de hersenen toe.
Waarneming
Je hersenen ontvangen de impulsen en vertalen ze naar geluid.
Leerdoel
Je beschrijft hoe het oor geluidstrillingen omzet in impulsen en hoe die bij de hersenen komen.
    Je beschrijft hoe het oor geluidstrillingen omzet in impulsen en hoe die bij de hersenen komen

    Slide 14 - Tekstslide

    Omzetten
    • De ___________geven de trillingen door aan het ___________.
    • In het slakkenhuis zitten zintuigcellen die de trillingen omzetten in impulsen.
    • De impulsen gaan door de gehoorzenuw naar de hersenen toe.
    Versterking
    De trillingen worden versterkt door de gehoorbeentjes
    Ontvangen
    De lucht trillingen worden ontvangen door de __________, daarna het _________ en komt dan de _________ tegen. Die trilt mee

    Slide 15 - Sleepvraag

    Slide 16 - Video

    Buitenkant van het oog
    -Door de pupil komt licht het oog binnen
    -Achter de pupil ligt de lens: zorgt ervoor dat je scherp kunt zien

    Slide 17 - Tekstslide

    Het oog: de buitenkant
    Wenkbrauw
    Ooglid
    Wimpers
    Pupil
    Iris
    Harde oogvlies

    Slide 18 - Tekstslide

    Bouw van het oog
    De bouw van de ogen
    Het oog bestaat uit drie lagen: 
    • harde oogvlies
    • vaatvlies
    • netvlies

    Slide 19 - Tekstslide

    Bouw van het oog: binnenkant
    Vaatvlies
    vlies met veel 
    bloedvaten

    Netvlies: zintuigcellen
    liggen hierin


    Slide 20 - Tekstslide

    De bouw van de ogen
    -In het netvlies ligt de gele vlek: hiermee kun je het scherpst zien

    De plek waar de 
    oogzenuw het oog 
    verlaat is 
    de blinde vlek

    Slide 21 - Tekstslide

    De binnenkant van een oog
    -Aan het harde oogvlies zitten oogspieren vast (zie afbeelding). 

    -De oogspieren draaien de ogen in de richting waarin je kijkt.


    Slide 22 - Tekstslide

    Het oog: binnenkant
    Oogspieren - draaien het oog in de richting waarin je kijkt
    1
    Glasachtig lichaam - houdt het netvlies op zijn plaats
    2
    Harde oogvlies - stevig, geeft bescherming
    3
    Hoornvlies - voortzetting van harde ooglives aan de voorkant (dus bescherming)
    4
    Vaatvlies - bevat veel bloedvaten
    5
    Netvlies - bevat zintuigcellen die licht waarnemen; in de zintuigcellen ontstaan dan impulsen
    6
    Pupil - opening in de iris, regelt de hoeveelheid licht dat door het oog komt
    8
    iris - voortzetting van het vaatvlies aan de voorkant (is gekleurd)
    9
    Gele vlek - plaats in het centrum van het netvlies. Hiermee kun je het scherpst zien. 
    10
    Blinde vlek - hier verlaat de oogzenuw het oog, bevat geen zintuigcellen
    11
    Oogzenuw - brengt/ geleidt impulsen van het netvlies naar de hersenen
    12
    Lens - achter de iris en pupil, zorgt ervoor dat je scherp kunt zien
    7

    Slide 23 - Tekstslide

    De werking van het oog

    Slide 24 - Tekstslide

    Werking oog

    Slide 25 - Tekstslide

    Zien
    De lens kan boller en platter worden, zodat het licht precies op het netvlies valt

    Slide 26 - Tekstslide

    Bijziend:  dichtbij goed, veraf slecht
    Holle. Negatieve lens in de bril
    Bijziend: Oogbol te lang of lichtstralen worden te snel
    gebroken

    Slide 27 - Tekstslide

    Verziend:  veraf goed, dichtbij slecht
    Bolle, Positieve lens in de bril

    Slide 28 - Tekstslide

    Bijziend & Verziend
    Bijziend: ziet dichtbij scherp. De lens is te bol of de oogbol is te lang
    Verziend: ziet in de verte scherp. De lens is te plat of de oogbol te kort

    Slide 29 - Tekstslide

    Negatief & postief
    Bijziend: ziet dichtbij scherp
    • negatieve bril nodig

    Verziend: ziet in de verte scherp
    • positieve bril nodig

    Slide 30 - Tekstslide

    Bijziend & Verziend
    Overzicht

    Slide 31 - Tekstslide

    Pupilreflex
    Regelt de hoeveelheid licht die het oog binnen valt

    Slide 32 - Tekstslide

    Onderdelen van het oog met de functies:

    Slide 33 - Tekstslide

    Aan de slag



    Basisstof 3: opdracht 1 t/m 8
    Zelfstandig in stilte

    Slide 34 - Tekstslide

    Zijn de lesdoelen behaald quiz!

    Slide 35 - Tekstslide

    Bij fel licht is de pupil...
    A
    klein
    B
    groot

    Slide 36 - Quizvraag

    Wat is een prikkel?
    A
    Een orgaan reageert op invloed uit de omgeving
    B
    Electrische signalen die naar je hersens gaan
    C
    Een invloed uit je omgeving
    D
    Een cel die impulsen opvangt

    Slide 37 - Quizvraag

    Wat is de prikkel van de ogen?
    A
    Geluid
    B
    Licht
    C
    Wartme/Kou
    D
    Pijn

    Slide 38 - Quizvraag

    je oogbollen zitten met spieren vast aan de oogkassen, dankzij de oogspieren kunnen je ogen alle kanten op draaien/bewegen.
    een klier boven je oog, maakt traanvocht dat je ogen tegen uitdrogen beschermt en het stof wegspoelt.
    haren boven je ogen, die je ogen tegen stof en zweet beschermen.
    ligt om de iris heen, is het deel van het harde oogvlies wat je kunt zien.
    verspreiden traanvocht over je ogen en beschermen je ogen tegen stof en zweet.
    opening in de iris, wordt bij weinig licht groter en bij veel licht kleiner.
    haren aan de oogleden, die je ogen tegen stof en zweet beschermen.
    hierdoor stroomt traanvocht met vuil vanuit je ogen naar je neus.
    gekleurde deel van het vaatvlies.
    Oogspieren
    Traanklieren
    Wenkbrauwen
    Harde oogvlies
    Oogleden
    Pupil
    Wimpers
    Traanbuis
    Iris

    Slide 39 - Sleepvraag

    Het hoornvlies in je ogen is:
    A
    gekleurd
    B
    doorzichtig
    C
    een gat
    D
    wit

    Slide 40 - Quizvraag

    Het oor heeft als taak prikkels op te vangen. Wat is de prikkel voor het oor?
    A
    licht
    B
    impuls
    C
    geluid
    D
    tikken

    Slide 41 - Quizvraag

    Hoe heet het plekje waar lichtstralen binnen in je oog komt?
    A
    Vaatvlies
    B
    Netvlies
    C
    Zenuw
    D
    Lens

    Slide 42 - Quizvraag

    Voert traanvocht af
    Houdt zweet tegen
    Verdeelt vocht over ogen
    Produceert traanvocht
    Houdt licht en stofdeeltjes tegen

    Slide 43 - Sleepvraag