p3 - lesweek 4

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Die Planung
die erste Unterrichtsstunde
  • Wortschatz
  • Aussprache / Sprechen
die zweite Unterrichtsstunde
  • Brieffehler
  • Wahlpräpositionen
die dritte Unterrichtsstunde
  • Referat

Slide 2 - Tekstslide

Verbessere die Fehler in den Sätzen.

Slide 3 - Tekstslide

Verbessere;
Wie geht es mit dir? Mit mir geht es gut.

Slide 4 - Open vraag

Verbessere:
Friesland befindet sich in der Norden von die Niederlande.

Slide 5 - Open vraag

Verbessere:
Ich wünse dir eine schöne Ferien.

Slide 6 - Open vraag

Keuzevoorzetsels 😍
Stukje theorie

Slide 7 - Tekstslide

De meeste voorzetsels hebben altijd dezelfde naamval:
  • Das Geschenk für meinen Opa - 4e nv
  • Ohne dich bin ich einsam. - 4e nv
  • Ich spreche mit der Freundin. - 3e nv
  • Bei dir ist es immer gemütlich! - 3e nv

Slide 8 - Tekstslide

Maar bij sommige voorzetsels moet er worden gekozen
Maar bij sommige voorzetsels moet er een naamval worden gekozen:
  • an
  • auf
  • hinter
  • neben

  • in
  • über
  • unter
  • vor
  • zwischen

Slide 9 - Tekstslide

  • Drukt het zinsdeel een positie uit? Is het zinsdeel het antwoord op wo of wann ? - 3e naamval

  • Der Lehrer sitzt hinter  . . .  Baum. (m)
  • Wo sitzt der Lehrer? 
  • 3e naamval

  • hinter dem Baum
Hoe bepaal je dan de naamval?

Slide 10 - Tekstslide

  • Die Katze schläft vor  . . .  Heizung. (v)
  • Wo schläft die Katze?
  • 3e naamval

  • vor der Heizung

Slide 11 - Tekstslide

  • Das Fest findet in  . . .  Herbst statt.
  • Wann findet das Fest statt?
  • 3e naamval, 'locatie in tijd'

  • in dem Herbst
  • im Herbst

Slide 12 - Tekstslide

Drukt het zinsdeel een beweging uit? Is het zinsdeel het antwoord op de vraag wohin ? - 4e naamval
  • Die Katze legt sich vor  . . .  Heizung. (v)
  • Wohin legt sich die Katze?
  • 4e naamval

  • vor die Heizung

Slide 13 - Tekstslide

Hij loopt in het bos. (m)
A
Er läuft in den Wald (4).
B
Er läuft im Wald (3).

Slide 14 - Quizvraag

Hij gaat naar het bos. (m)
A
Er geht in den Wald (4).
B
Er geht in dem Wald (3).

Slide 15 - Quizvraag

Das Buch liegt auf d... Tisch(m).
A
dem
B
den

Slide 16 - Quizvraag

Das Bild hängt an d... Wand(v).
A
die
B
der

Slide 17 - Quizvraag

Er geht in d... Disko(v).
A
die
B
der

Slide 18 - Quizvraag

Hoe vertaal je dan:

  • Een verhaal over de oorlog
  • Ik ben bang voor een ongeluk.

  • Bij twijfelgevallen krijgen auf  über de 4e naamval.
  • De rest krijgt de 3e naamval.

Slide 19 - Tekstslide

Een verhaal over de oorlog
Ik ben bang voor een ongeluk.
(Angst haben vor - der Unfall)


  • Eine Geschichte über den Krieg
  • Ich habe Angst vor einem Unfall.

Slide 20 - Tekstslide

Übersetze:
Ik wacht op mijn broer.

Slide 21 - Open vraag

In welke zin staat GEEN fout?
A
In das Dorf gibt es viel Natur.
B
Ich gehe in die Niederlanden.
C
In der Anlage schicke ich dir die Informationen.

Slide 22 - Quizvraag

Formuleringsfouten

Herformuleer de volgende zinnen.

Slide 23 - Tekstslide

Herformuleer zodat de zin klopt:
Wenn du Lust und Zeit haben, kann ich kommen in Friesland.

Slide 24 - Open vraag

Herformuleer zodat de zin klopt:
Ich hoffe das es dich gefallen.

Slide 25 - Open vraag

Herformuleer zodat de zin klopt:
Wann du in Friesland bist....

Slide 26 - Open vraag

Gibt es Fragen zu den Hausaufgaben?

Slide 27 - Tekstslide