Grammar recap Unit 4

Grammar recap Unit 4 H2
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammar recap Unit 4 H2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The Present Perfect

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Which sentence is the present perfect?
A
I bought a dog
B
I have bought a dog
C
I buy a dog
D
I am buying a dog

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which sentence is the present perfect?
A
He lives here for ten years
B
He lived here for ten years
C
He has lived here for ten years
D
He is living here for ten years

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ziet de Present Perfect er uit?
  • Have + participle
  • I, you, we, they
  • Has + participle
  • he, she, it
  • Regelmatig: hele werkwoord + ed
  • Onregelmatig: 3e vorm

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Which is correct?
A
He has won the lottery.
B
He have won the lottery.
C
He has win the lottery.
D
He have win the lottery.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which is correct?
A
They have walked here.
B
They have walk here.
C
They has walk here.
D
They has walked here.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vragen en ontkenningen
  • Vragen: Zet have of has vooraan de zin:
  • Have you bought that dog yet?
  • Ontkenningen: zet not achter have of has
  • He has not won the lottery.

  • Je gebruikt dus altijd hetzelfde hulpwerkwoord en voltooid deelwoord!

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Which is correct?
A
Has bought he a dog?
B
Has he a dog bought?
C
Has he bought a dog?
D
He has bought a dog?

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which is correct?
A
Won we the lottery?
B
Have won we the lottery?
C
Have the lottery we won?
D
Have we won the lottery?

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer Present Perfect?
De Present Perfect gebruik je in de volgende situaties:
  1. Als iets in het verleden begonnen is en nu nogsteeds doorgaat: I have lived here for ten years.
  2. Als iets net is afgelopen (en je merkt nu het resultaat): I have just lost my keys!
  3. Als iets in het verleden is gebeurd maar er staat niet wanneer: My parents have bought a dog.
  4. Om te praten over ervaringen tot nu toe: I have never been to France.

Signaalwoorden: for, yet, never, ever, just, already, since, latel, recently
Ezelsbrug = FYNE JAS

Slide 13 - Tekstslide

ezelsbrug = fyne jas
welk signaalwoord zit niet in fyne jas = lately {maar hoort er wel bij}
F staat voor = for
Y staat voor = yet
N staat voor = never
E staat voor = ever
J staat voor = just
A staat voor = already
S staat voor = since
Postman Pat (just - to deliver) the letters.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

(you - to finish) your homework yet?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

I (not - to be) in Paris before.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de 'formule' voor de present perfect?
A
have / has + voltooid deelwoord
B
had + voltooid deelwoord
C
have / has + ing vorm
D
had + ing vorm

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present perfect:
A
I went to Spain last year.
B
They have been married since 2016

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

PRESENT PERFECT:
welk werkwoord is ALTIJD aanwezig in de present perfect?
A
do of does
B
am of are
C
have of has
D
was of were

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

present perfect
A
I have decided
B
I had decided
C
He had decided
D
I did decide

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past simple:
I _____ (study)
A
study
B
studyed
C
studies
D
studied

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van een zin in de past simple?
A
Did you play soccer?
B
Have you played soccer?
C
Do you play soccer?

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van een zin in de past simple?
A
I haven't done that.
B
I didn't do that.
C
I won't do that.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

PAST SIMPLE:
Welke zin gebruikt de Past Simple?

A
Did you eat eggs for breakfast yesterday?
B
Do you always eat breakfast in the morning?
C
Have you eaten breakfast yet?
D
Has she seen the movie?

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is de Past Simple van see?
A
saw
B
seen
C
see
D
seed

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past simple:
she _____ (watch)
A
watched
B
watches
C
watch

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van een zin in de past simple?
A
I go to the zoo.
B
I have gone to the zoo.
C
I went to the zoo.

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

PAST SIMPLE:
in welke zin wordt de past simple gebruikt?
A
I have lived in Purmerend for 13 years.
B
I was living in Purmerend.
C
I lived in Purmerend in 2010
D
I am living in Purmerend.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple or present perfect:
He (live) here since 1990.
A
has lived
B
lived

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple <> Present Perfect

______ (you + see) Janet recently?
A
Did you see
B
Did you saw
C
Have you seen
D
Have you saw

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

present simple -present perfect?
We ...... Susy since she was a little girl.
A
have known
B
knew
C
know
D
has known

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past simple or Present Perfect?
Shakespeare ________ 37 plays.
A
has written
B
wrote

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Possessive pronouns

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

This is our teacher. ……………. name is Mr. Boeijinga.
A
My
B
Her
C
She
D
His

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We have two cats. ……………… names are Thor and Loki
A
Their
B
They
C
Theirs

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

This is not my book, it is ………………
A
yours
B
you
C
your
D
your's

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

That's not your iPad, it's …………….
A
his
B
he
C
his's

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Someone left …………………. pencil case in the classroom!
A
their
B
theirs
C
his or her

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I wasn't afraid of the tiger because it was in …………………. cage.
A
its
B
his
C
her
D
our

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Some, any, something, anything

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat past het beste in de zin? 
Kies uit: some - any - something - anything - anybody - somebody - anybody - somewhere - anywhere
Can you ask .... for directions?

Slide 44 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Kies uit: some - any - something - anything - somebody - anybody - somewhere - anywhere
I didn't know .... at the party.
Wat past het beste in de zin? 

Slide 45 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat past het beste in de zin? 
Kies uit: some - any - something - anything - anybody - someone - anyone - somewhere - anywhere
Without books you can't do .... at school.

Slide 46 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat past het beste in de zin? 
Kies uit: some - any - something - anything - somebody - anybody - someone - anyone - somewhere - anywhere
The concert is .... near Amsterdam.

Slide 47 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat past het beste in de zin? Kies uit: some - any - something - anything - anybody - someone - anyone - somewhere - anywhere
Is there .... wrong? You look sad.

Slide 48 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies