Mevrouw De Vries woont zelfstandig. Ze heeft diabetes mellitus. Mevrouw ziet slecht, daarom komt de thuiszorg haar insuline toedienen. Mevrouw vindt dat heel fijn en wil graag een babbeltje met je maken. Vandaag kom je binnen en zie je dat mevrouw een groot glas aanmaaklimonade drinkt. Ze zegt dat ze vreselijke dorst heeft. Je prikt haar bloedsuiker en merkt dat het bloedsuikergehalte hoog is (15 mmol). Op jouw vragen antwoordt mevrouw dat zij de fles limonadesiroop van haar dochter heeft gekregen en dat ze de limonade echt heel lekker vindt. In twee dagen tijd heeft ze driekwart van de siroop opgedronken. Je legt mevrouw uit waarom ze beter geen siroop meer kan drinken en belt de arts. Na overleg dien je mevrouw extra eenheden insuline toe.