In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Unit 4
Book on the table
telephone in your bag
Slide 1 - Tekstslide
Unit 4 - Inventions
Irregular verbs
Reading
Vocabulary
Grammar: we doen/ niet doen
Slide 2 - Tekstslide
Aan het eind van de les kunnen leerlingen:
onregelmatige werkwoorden herzien.
hun leesvaardigheid verbeteren.
begrijpen hoe instructies te geven.
begrijpen wanneer een gerundium moet worden gebruikt
Slide 3 - Tekstslide
Inventions
Give one reason why invention is important
Slide 4 - Tekstslide
Who invented the Telescope?
Slide 5 - Tekstslide
Who invented the first computer?
Slide 6 - Tekstslide
Who invented the first airplane?
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Uitvindingen
p. 6 & 7
opdracht 1
Slide 9 - Tekstslide
Reading
Get started
Opdracht 1 & 2
p 9-10
Class activity
timer
5:00
Slide 10 - Tekstslide
Reading
Find out
Happy Accidents
p. 10
-Oral reading/discussion
class activity
timer
10:00
Slide 11 - Tekstslide
Reading
Read: Find out - Happy accidents
beantwoord opdracht; 3, 4, 5
p. 12-13
timer
15:00
Slide 12 - Tekstslide
Guessing the meaning of words
Opdracht 6
p.13
class activity
Slide 13 - Tekstslide
Opdracht 7 - Match
p.14
Opdracht 8-Crossword
p.14
Slide 14 - Tekstslide
Grammar: 's or s'- p.15
Je gebruikt 's of ' achter een woord om aan te geven van wie iets is.
Bij enkelvoud: altijd 's.
Bij meervoud: eindigt het woord op -s → dan alleen ', anders's.
Slide 15 - Tekstslide
Irregular verbs
Herhaling
opdracht 10
p.16
Slide 16 - Tekstslide
Writing
Opdracht 13 a,b
p.19
timer
5:00
Slide 17 - Tekstslide
Reading
The Young Inventors Context
p. 20
Answer exercise 15
p.21
timer
10:00
Slide 18 - Tekstslide
Match
Opdracht 16 - 17
p. 21-22
Slide 19 - Tekstslide
Grammar
Wel doen! / niet doen!
Pick up those bags.
Don't say a word.
When you make a request, offer advice, issue a command, or give an instruction (Wanneer je een verzoek doet, advies geeft, een bevel geeft of een instructie geeft)
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
www.englisch-hilfen.de
Slide 22 - Link
Grammar: Gerund
Een gerund (werkwoord + -ing) gebruik je als een zelfstandig naamwoord.
Je kunt een gerund gebruiken na werkwoorden als: love, stop, start, enjoy
Slide 23 - Tekstslide
Grammar: gerund
Opdracht 43
p. 39
Grammar: this, these, that, those
p. 39
Slide 24 - Tekstslide
Grammar: Have to (moeten)
je gebruikt "have to" (moeten) als iets verplicht is.
bv. I have to be there on time.
je gebruikt "don't / doesn't have to" (hoeft niet) als iets niet verplicht is
bv. Emily doesn't have to wait; she can go now.
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Complete the sentences. Use -/'s/ ' / of/-. write out the sentence in full.
The dots on my .........(dress – mother) are pink.
Slide 27 - Open vraag
Complete the sentences. Use -/'s/ ' / of/-. write out the sentence in full.
You can find the ............. (rules – contest) on the internet.
Slide 28 - Open vraag
Complete the sentences. Use -/'s/ ' / of/-. write out the sentence in full.
My ...................(solution – parents) is the best one.
Slide 29 - Open vraag
Complete the sentences. Use -/'s/ ' / of/-. write out the sentence in full.
Did you see ...................(product – James)? It's very original!
Slide 30 - Open vraag
Complete the sentences. Use -/'s/ ' / of/-. write out the sentence in full.
Go to ....................(page 17 – the workbook).
Slide 31 - Open vraag
Use the correct form of the verb in brackets. Write the complete sentence.
Sometimes you need verb + -ing, but not always!
You have to............ (stir) for at least three minutes.
Slide 32 - Open vraag
Use the correct form of the verb in brackets. Write the complete sentence.
Sometimes you need verb + -ing, but not always!
I really enjoyed................. (play) in the school musical.
Slide 33 - Open vraag
Use the correct form of the verb in brackets. Write the complete sentence.
Sometimes you need verb + -ing, but not always!
Your sister never stops.............. (talk), does she?
Slide 34 - Open vraag
Use the correct form of the verb in brackets. Write the complete sentence.
Sometimes you need verb + -ing, but not always!
I love...............(visit) exhibitions. What about you?
Slide 35 - Open vraag
Use the correct form of the verb in brackets. Write the complete sentence.
Sometimes you need verb + -ing, but not always!
She wants to..............(design) clothes and jewellery.
Slide 36 - Open vraag
Use the correct form of the verb in brackets. Write the complete sentence.