vragen bij examenteksten en examenvocabulaire
1 / 15
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat betekent: Qu'est-ce qui est vrai d'après le premier alinéa?
Slide 2 - Open vraag
Dans quel but l'auteur a-t-il écrit cet article?
Slide 3 - Open vraag
Que peut-on lire au premier alinéa?
Slide 4 - Open vraag
Geef de vertaling van: Bref
A
dus
B
kortom
C
ook
D
tenslotte
Slide 5 - Quizvraag
Vertaal: à condition que
A
op voorwaarde dat
B
dankzij
C
ondanks
D
want
Slide 6 - Quizvraag
Vertaal: Quand
A
vroeger
B
toen
C
wanneer
D
vooral
Slide 7 - Quizvraag
à partir de
A
zonder dat
B
vanwege
C
vooraf
D
vanaf
Slide 8 - Quizvraag
maar
nu
zoals
eigenlijk
toen
maintenant
comme
en fait
lorsque
mais
Slide 9 - Sleepvraag
préciser
répéter
résumer
illustrer
confirmer
bevestigen
verduidelijken
samenvatten
herhalen
voorbeeld geven
Slide 10 - Sleepvraag
Slide 11 - Tekstslide
« C’est dommage » (regel 7)
Wat vindt de schrijver van de tekst jammer volgens de eerste alinea?
Wat vindt de schrijver van de tekst jammer volgens de eerste alinea?
A
A dat de toeristen in Montmartre alleen de filmlocatie komen bekijken
B
C dat er zoveel toeristen rondlopen in Montmartre
C
B dat er in Montmartre nog maar een paar cafés zijn overgebleven
D
D dat Montmartre boven op een heuvel is gebouwd
Slide 12 - Quizvraag
Geef van elke bewering aan of deze wel of niet overeenkomt met de
laatste twee alinea’s.
Op het Place du Tertre zie je kunstenaars aan het werk.
laatste twee alinea’s.
Op het Place du Tertre zie je kunstenaars aan het werk.
A
WAAR
B
NIET WAAR
Slide 13 - Quizvraag
De wijngaarden van Montmartre zijn wereldberoemd.
A
WAAR
B
NIET WAAR
Slide 14 - Quizvraag
De Sacré-Cœur is enorm populair onder jonge Parijzenaren.
A
WAAR
B
NIET WAAR
