22 oktober vervolg uitdrukkingen

 22 oktober Spreekwoorden en  4.6 Uitdrukkingen herhalen en vervolg presentaties 


Havo 2 periode 1 
week 9 (1e les )



1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

 22 oktober Spreekwoorden en  4.6 Uitdrukkingen herhalen en vervolg presentaties 


Havo 2 periode 1 
week 9 (1e les )



Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welkom H2a
plattegrond: 

timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welkom H2b 
plattegrond: 

timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
Lezen >> 10 min. 
Huiswerkcheck + opdracht
Startopdracht spreekwoorden
Herhaling 4.6 Uitdrukkingen
zelfst. werken aan startopdracht
~pauze~
Presentaties
Afsluiting

timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk check✓
Opgave 1 blz. 100 uitdrukkingen: noteren alle uitdrukkingen in je schrift. 

Noteer ook de betekenis erbij/erachter. 

Leer de uitdrukkingen en betekenissen voor 24 okt. en voor na de herfstvak.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk check opg. 1 blz. 100 ✓
dieren
a boter bij de vis
b de kat op het spek binden
c een luis in de pels
d een vreemde eend in de bijt
e op iedere slak zout leggen
f over het paard tillen
g voor aap staan

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk check opg. 1 blz. 100 ✓
kleuren
a groen licht geven
b rood staan
c een wit voetje halen
d in een grijs verleden
e op zwart zaad zitten
f op een roze wolk zitten
g zich blauw betalen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk check opg. 1 blz. 100 ✓
lichaamsdelen
a de kous op de kop krijgen
b een vinger in de pap hebben
c iemand de mond snoeren
d iemand in de arm nemen
e iets op je buik schrijven
f iets uit zijn duim zuigen
g je nek uitsteken


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de betekenissen erachter 
 opg. 1 blz. 100 ✓
dieren a boter bij de vis – geld bij de aankoop
b de kat op het spek binden – iemand in de verleiding brengen
c een luis in de pels – een lastig, kritisch mens
d een vreemde eend in de bijt – persoon of zaak die niet thuishoort in zijn omgeving
e op iedere slak zout leggen – op elke onbelangrijke zaak kritiek hebben
f over het paard tillen – te veel prijzen
g voor aap staan – voor gek staan





Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de betekenissen erachter 
 opg. 1 blz. 100 ✓
kleuren 
a groen licht geven – toestemming geven
b rood staan – meer opgenomen van je bankrekening dan erop stond
c een wit voetje halen – slijmen om een goede beurt te maken
d in een grijs verleden – lang geleden
e op zwart zaad zitten – blut zijn; geen of heel weinig geld hebben
f op een roze wolk zitten – heel gelukkig of heel verliefd zijn
g zich blauw betalen – bijzonder veel voor iets betalen





Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de betekenissen erachter 
 opg. 1 blz. 100 ✓
lichaamsdelen 
a de kous op de kop krijgen – afgewezen worden; niet krijgen wat je wilt
b een vinger in de pap hebben – inspraak hebben; invloed hebben
c iemand de mond snoeren – iemand laten zwijgen
d iemand in de arm nemen – iemands hulp inroepen
e iets op je buik schrijven – niet lukken
f iets uit zijn duim zuigen – iets verzinnen
g je nek uitsteken – risico nemen




Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startopdracht
Zoek op de volgende poster
zoveel mogelijk 
spreekwoorden. 
Schrijf ze in je schrift. 
timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startopdracht
timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Spreekwoorden


Uitdrukkingen => vaste groep woorden met een figuurlijke betekenis. 

Spreekwoorden => vaste zin met een figuurlijke betekenis. 

Bijvoorbeeld: De appel valt niet ver van de boom. 
Betekent dat kinderen, wat betreft het karakter, op de ouders lijken. 

Slide 14 - Tekstslide

Een spreekwoord heeft een aantal belangrijke kenmerken. Ten eerste is de uitspraak figuurlijk bedoeld. Als je zegt: De appel valt niet ver van de boom, heb je het dus niet echt over een appel en een boom.
Ten tweede is een spreekwoord altijd een onveranderlijke zin. Van hoofdletter tot punt blijft het spreekwoord dus altijd hetzelfde. Van De appel valt niet ver van de boom kun je niet ineens De peer valt niet ver van de boom maken. Ja, het kan uiteraard wel, maar de betekenis is dan niet meer hetzelfde.
Spreekwoorden bevatten altijd een levenswijsheid. 
Aan het werk
Ga verder met de startopdracht. 
timer
15:00

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
5:00

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Presentaties H2A


David
Sophie
Joris
Alex
timer
2:00
volgende keer (24okt.):
Issa
Reinier
Linde M.
Samuël


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Presentaties H2B


Ezra
Twan
Stijn
Amaro
timer
2:00
volgende keer (23 okt.):
Jolijn
Marit
Sifra
Koen


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
Check de doelen bij jezelf: 

  1. Je kent enkele uitdrukkingen en hun betekenis. 
  2. Je weet wat spreekwoorden zijn en kan daarvan voorbeelden noemen. 
  3. Je kunt presenteren voor een groep.  
timer
5:00

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les 24 oktober: 
Uitdrukkingen en spreekwoorden vervolg


Huiswerk voor 24 oktober: 
     Leer de uitdrukkingen met hun betekenis van blz. 100.
    +
    5-tal: presentatie geven!

    Slide 20 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    1. schrijf op met hoofdletters en leestekens
    1. als er in de winter ijs ligt gaat de daniek van der meijde graag schaatsen op het pluismeer
    2. op tweede kerstdag gaan wij naar winterberg in duitsland om te skiën

    Slide 21 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    2. schrijf het bijvoeglijk naamwoord op
    • a. dom: het ________ antwoord
    • b. slim: de _________ professor
    • c. sterk: mijn _______ vader
    • d. zwak: zijn ________ enkel

    Slide 22 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    3. schrijf het meervoud op van
    A cowboy
    B lolly
    C menu
    D radio

    E. t.v.
    F. dia
    G. accu
    H. bom
     
    I. logé
    J. allergie
    K. drie
    L. chimpansee

    Slide 23 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    4. schrijf het verkleinwoord op van 
    a. bikini          d. t.v. 
    b. foto           e. krant
    c. baby           f. duim

    g. gum             
    h. agenda
    i. pudding

    Slide 24 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies