3. Ik kan toelichten wat er wordt bedoeld met (geleverd of opgenomen) elektrisch vermogen.
4. Ik kan het energieverbruik van een elektrisch apparaat berekenen in de eenheid joule.
5. Ik kan kleine, alledaagse en zeer grote hoeveelheden energie weergeven in joule, met voorvoegsels of met machten van 10.
Met 1 Joule kun je:
• een lampje van 1 watt 1 seconde laten branden;
• een voorwerp van 100 gram ongeveer 1 meter omhoog hijsen;
• de temperatuur van 1 gram water met 0,24 °C laten stijgen.