Trede 11 - Standaardnederlands

Trede 11 - Standaardnederlands
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Trede 11 - Standaardnederlands

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
- Ik kan in mijn eigen woorden uitleggen hoe een taal is opgebouwd. 

- Ik kan de klinkers, medeklinkers en andere klanken opsommen.
- Ik kan mijn uitspraak verzorgen.
- Ik kan variatie brengen in mijn intonatie.
- Ik kan mijn volume en tempo aanpassen aan de situatie of context. 



Slide 2 - Tekstslide

Hoe is onze taal opgebouwd?

Slide 3 - Open vraag

Standaardnederlands
= standaardvariant van het Nederlands
  • formele, officiële en zakelijke situaties
  • sociale afstand tussen sprekers groot
  • zakelijke teksten

Slide 4 - Tekstslide

1

Slide 5 - Video

01:11
Wat zeggen jullie?

Slide 6 - Open vraag

DIALECT

Slide 7 - Tekstslide

Dialect is onbeschaafd Nederlands.
A
Correct
B
Niet correct

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een dialect?
A
Een taal die alleen op school gesproken wordt.
B
Een taal die jongeren op straat spreken.
C
Een taal die in een deel van België wordt gesproken.
D
Een taal die alleen door de koninklijke familie wordt gesproken.

Slide 9 - Quizvraag

Een paar voorbeelden:

Slide 10 - Tekstslide

Villo (Beverloos)

Slide 11 - Open vraag

Pertang (Leopoldsburg)

Slide 12 - Open vraag

Een zjat kaffie (Beverloos)

Slide 13 - Open vraag

Peird (Leopoldsburg)

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Video

 Jongerentaal

Slide 16 - Tekstslide

Wat zijn kenmerken van jongerentaal en chattaal?
A
emoji’s
B
afkortingen zoals w8, wsl
C
woorden zoals mieters
D
correcte spelling

Slide 17 - Quizvraag

Geef zelf eens een voorbeeld van jongerentaal

Slide 18 - Tekstslide

informeel / formeel

Wat zijn de verschillen tussen formeel en informeel taalgebruik?


Slide 19 - Tekstslide

Wat is formeel taalgebruik?
  • Formeel taalgebruik is netjes en
     de toon is beleefd.
  • Je spreekt diegene aan met 'u'.
  • Welke vorm(en) van het Nederlands zijn hier gepast?

Slide 20 - Tekstslide

Wat is informeel taalgebruik?
  • Taal waarbij je tegen iemand 'je' zegt 
      of bij de voornaam noemt. 
  • Informeel taalgebruik is wat losser. 
  • Welke vorm(en) van het Nederlands zijn hier gepast?


Slide 21 - Tekstslide

Spreekvaardigheid
Spreekvaardigheid

Slide 22 - Tekstslide

Spreekvolume
Zacht/hard spreken.

Slide 23 - Tekstslide

Spreektempo
Langzaam/snel spreken.

Slide 24 - Tekstslide

Intonatie






Toonhoogte tijdens het spreken.

Slide 25 - Tekstslide

 Articulatie
Duidelijke en begrijpelijke woorden voor de luisteraars.

Slide 26 - Tekstslide

Lesdoelen
- Ik kan in mijn eigen woorden uitleggen hoe een taal is opgebouwd. 

- Ik kan de klinkers, medeklinkers en andere klanken opsommen.
- Ik kan mijn uitspraak verzorgen.
- Ik kan variatie brengen in mijn intonatie.
- Ik kan mijn volume en tempo aanpassen aan de situatie of context. 



Slide 27 - Tekstslide