3MAVO Thema 4 BS1 t/m BS3 af 13 jan

Goedemorgen
Programma:
- Examentrainer thema 3 "Erfelijkheid" bespreken
- Start thema 4 "Ordening en evolutie" 
* BS1 Organismen ordenen

Morgen uitleg BS2 & BS3
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Goedemorgen
Programma:
- Examentrainer thema 3 "Erfelijkheid" bespreken
- Start thema 4 "Ordening en evolutie" 
* BS1 Organismen ordenen

Morgen uitleg BS2 & BS3

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van de les:
- kun je organismen indelen in domeinen en rijken.
- kun je de kenmerken noemen van bacteriën, schimmels, planten en dieren.
- kun je de groepen benoemen die ontstaan bij de verdere indeling van een domein.
- kun je omschrijven wanneer organismen tot één soort behoren

Slide 2 - Tekstslide

BS1 Organismen ordenen
- Meer dan 8 miljoen soorten organismen op de aarde
- Gemeenschappelijk kenmerken: 
kenmerken die hetzelfde zijn
- Ordening: het indelen van organismen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Indelen in groepen
Soort: alle organismen die zich onderling kunnen voortplanten
Sommige soorten hebben veel gemeenschappelijke kenmerken --> geslacht
Als geslachten veel gemeenschappelijke kenmerken hebben --> familie
Orde --> bv. roofdieren
Klasse --> bv. roofdieren en knaagdieren = zoogdieren

Het indelen in steeds kleinere groepen




Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Domeinen
1. Bacteriën: spelen belangrijke rol in ons leven. Kunnen ons ziek maken of gezond houden.
In je darmen leven honderden bacteriën.

2. Archaea: lijken op bacteriën, maar hebben bijzondere eigenschappen. Kunnen leven bij een hoge temperatuur. Bv. bij vulkanen

3. Eukaryoten: organismen met een celkern 
* planten, dieren, schimmels en protisten
Protisten zijn eukaryote organismen die niet goed 
in te delen zijn. Ze kunnen kenmerken hebben van 
zowel schimmels, dieren als planten. 

Slide 7 - Tekstslide

Eukaryoten: indelen in rijken

Slide 8 - Tekstslide

Kenmerken
Aantal cellen: eencellig of meercellig
Bouw van de cel: de celkenmerken


Slide 9 - Tekstslide

Relatieve grootte
De cellen van organismen verschillen in grootte.
Een bacteriecel is veel kleiner dan de meeste cellen van eukaryoten. 
Relatieve grootte = de grootte in verhouding tot andere organismen

Slide 10 - Tekstslide

Soorten en rassen
Organismen behoren tot één soort als ze samen vruchtbare nakomelingen kunnen voortbrengen.
Individuen van één soort kunnen tot verschillende rassen behoren. 
- rassen kunnen sterk in uiterlijk verschillen
- organismen die tot verschillende rassen van dezelfde soort behoren, kunnen zich samen voortplanten. Bv. honden van verschillende rassen

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
Begrippen én opdrachten van BS1 maken

Morgen BS2 & BS3

Vrijdag 15 januari vóór 16.00 uur inleveren via It's Learning

Slide 12 - Tekstslide

Programma
- Doelen 
- Uitleg thema 4 "Ordening" 
* BS2 De evolutietheorie
* BS3 Argumenten voor evolutie


Slide 13 - Tekstslide

Aan het einde van de les:
- kun je beschrijven wat de evolutietheorie inhoudt.
- kun je toelichten welke rol geslachtelijke voortplanting, mutatie en natuurlijke selectie spelen bij het ontstaan van nieuwe soorten.
- kun je omschrijven wat fossielen hebben bijgedragen aan de evolutietheorie.
- kun je omschrijven wat de overeenkomsten tussen verschillende soorten organismen hebben bijgedragen aan de evolutietheorie.
- kun je toelichten dat overeenkomsten in de bouw van organen, de bouw van cellen en de samenstelling van stoffen in cellen duiden op verwantschap.

Slide 14 - Tekstslide

BS2 De evolutietheorie
De ontwikkeling van het leven op aarde, waarbij soorten ontstaan, veranderen en/ of verdwijnen.

Charles Darwin: belangrijkste grondlegger van de evolutietheorie.






Slide 15 - Tekstslide

BS2 De evolutietheorie
- Verandering in genotypen
- Natuurlijke selectie
- Het ontstaan van nieuwe soorten

Slide 16 - Tekstslide

Verandering in genotypen
- Geslachtelijke voortplanting (meiose): nieuwe soorten ontstaan


- Mutaties:
* plotselinge verandering van het genotype
* het chromosoom raakt beschadigd 

Daardoor ontstaan voortdurende andere genotypen & fenotypen.

Slide 17 - Tekstslide

Natuurlijke selectie
- individuen met bepaalde, gunstige erfelijke eigenschappen hebben zich goed aangepast aan hun milieu --> krijgen meer nakomelingen dan individuen zonder deze erfelijke eigenschappen.

Bv. schutkleur --> grotere overlevingskans
- Verandering milieu, andere vachtkleur kan beter zijn

Veel nakomelingen en deze nakomelingen blijven zich voortplanten. 

Slide 18 - Tekstslide

Ontstaan van nieuwe soorten
Als individuen die oorspronkelijk tot dezelfde populatie behoorden, 
zich niet meer met elkaar voortplanten.

- Isolatie: als een populatie gescheiden raakt van de rest.
- Beide populaties ontwikkelen zich langdurig gescheiden in 
verschillende milieus.
- Na een lange tijd zijn er veel verschillen tussen de populatie: 
2 soorten

Slide 19 - Tekstslide

BS3 Argumenten voor evolutie
1 Fossielen: versteende overblijfselen van organismen of afdrukken van organismen in gesteenten


Slide 20 - Tekstslide

BS3 Argumenten voor evolutie
2 Overeenkomst in bouw


Slide 21 - Tekstslide

BS3 Argumenten voor evolutie
3 Rudimentaire organen




Slide 22 - Tekstslide

BS3 Argumenten voor evolutie
4 Overeenkomst in cellen en stoffen

- Elk organisme bestaat uit één of meer cellen. 
- Cellen van verschillende organismen vertonen 
overeenkomsten in:
* processen. Bv. celdeling/ verbranding
* de samenstelling van stoffen. Bv. DNA/ eiwitten

Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag
Begrippen én opdrachten van BS1 t/m 3 maken
BS1 alle opdrachten

BS2 opdracht 11 t/m 17 

BS3 opdracht 20 t/m 27

Vrijdag 15 januari vóór 16.00 uur inleveren via It's Learning

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Opdrachten
maken opdr. 29 t/m opdr. 34

Slide 27 - Tekstslide

Thema 4: Ordening en evolutie

Slide 28 - Tekstslide

Thema 4: Ordening en evolutie

Slide 29 - Tekstslide