Het interview bevat twee onderdelen. Allereerst stel je vragen over de omgeving en opvoeding van de geïnterviewde. Bijvoorbeeld waar hij of zij opgroeide, de belangrijke gewoonten en tradities thuis, politiek, geloof, verschillen tussen jongens en meisjes etc. Kortom, wat iemand van huis uit heeft meegekregen.
Het tweede onderdeel gaat dieper in de identiteit van de geïnterviewde die vanaf de middelbare school gevormd is door de persoon zelf en/of de omgeving. Denk aan: muziek, films, televisie, gebeurtenissen, het nieuws op dat moment, verenigingen, clubs, vrienden, (liefdes)relaties en werk.
Let op: Deze opdracht voer je gedeeltelijk op school en gedeeltelijk thuis uit.