In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
Thema 1
Keuze zat!
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we vandaag doen?
Bespreken van het huiswerk
Uitleg thema 1.3
Oefenopgaven
Uitleg thema 1.4
Oefenopgaven
Huiswerk maken
Slide 2 - Tekstslide
Huiswerk Bespreken
Slide 3 - Tekstslide
Thema 1.3
Keuze zat!
Slide 4 - Tekstslide
Leerdoelen
Waar gaat het bij economie om?
Wat is het verschil tussen primaire en secundaire behoeften?
Welke factoren zijn belangrijk bij het maken van keuzes?
Wat is het verschil tussen welvaart en welzijn?
Hoe bereken je het inkomen per hoofd van de bevolking?
Slide 5 - Tekstslide
Primaire en secundaire behoeften
Primaire behoeften - heb je nodig om te (over)leven.
Voorbeelden: voeding, kleding en woonruimte.
Secundaire behoeften - de behoefte aan luxe goederen. Voorbeelden: smartphone, computer en vakantie
Slide 6 - Tekstslide
Middelen die nodig zijn om behoeften te vervullen:
Tijd
Geld
Bezittingen
Deze middelen zijn beperkt, dat noem je schaarste. Je moet als consument keuzes maken. Je moet prioriteiten stellen (bepalen wat je belangrijk vindt).
Slide 7 - Tekstslide
Welvaart
Welvaart betekent: in hoeverre je met je middelen (tijd en geld) in je behoeften kunt voorzien.
Iemand die erg rijk is heeft een hoge welvaart. Hij kan veel meer in zijn behoeften voorzien dan iemand die arm is.
Slide 8 - Tekstslide
Is welvaart gelijk aan welzijn?
Welvaart - de mate waarin je, met je beschikbare middelen, in je behoeften kunt voorzien
Welzijn - geeft aan hoe gelukkig en tevreden je met je leven bent
Slide 9 - Tekstslide
Inkomen per hoofd berekenen
inkomen per hoofd = nationaal inkomen : aantal inwoners
Nationaal inkomen €600 miljard
inwoners 17 miljoen
antwoord: €600 miljard : 17 miljoen = €35.294,12
Slide 10 - Tekstslide
0
Slide 11 - Video
Volgens het filmpje, wat leer je bij economie?
Slide 12 - Open vraag
0
Slide 13 - Video
Welk advies zou je Paul (uit de video) willen geven om zijn verschil in inkomsten en uitgaven te verkleinen?
Slide 14 - Open vraag
Noem twee primaire behoeften die de mens heeft
Slide 15 - Open vraag
Geef twee voorbeelden van secundaire behoeften
Slide 16 - Open vraag
Thema 1.4
Procenten - 1
Slide 17 - Tekstslide
Leerdoelen
Je leert drie manieren waarop je berekeningen met percentages kunt uitvoeren: verhoudingstabel, formule of een perunage
Slide 18 - Tekstslide
Procenten bereken
Je kan procenten op 3 manieren bereken
verhoudingstabel
Formule
Perunage
Slide 19 - Tekstslide
Een verhoudingstabel
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Formule
Slide 23 - Tekstslide
Perunage
Perunage = percentage : 100
Slide 24 - Tekstslide
Rosel heeft bij de Mediamarkt een televisie gekocht die normaal € 499,90 kost. Ze kreeg 10% korting. Hoeveel korting heeft Rosel gekregen? Schrijf de berekening op en rond af op twee decimalen.
Slide 25 - Open vraag
Berry verdient € 8,45 bruto per uur. Hij krijgt een loonsverhoging van 15%. Hoeveel euro gaat Berry bruto omhoog met de loonsverhoging? Schrijf de berekening op en rond af op twee decimalen.
Slide 26 - Open vraag
Een winkelier verdient in een maand € 5.500 met de verkoop van sokken, dat is 27,5% van zijn gehele omzet. Hoe hoog is zijn totale omzet? Schrijf de berekening op en rond af op hele euro’s.