KWC V3 Leesvaardigheid 3 en 4 herhaling (14-12-2023)

Welkom v3t!

Leesvaardigheid 3 en 4: herhaling
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom v3t!

Leesvaardigheid 3 en 4: herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. Dagopening
  2. 10 minuten lezen
  3. Herhaling theorie leesvaardigheid 3 en 4
  4. Oefenen leesvaardigheid 3 en 4
  5. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 3 - Tekstslide

Aan het werk

Maken H3 opdr 1, 3 en 5

Slide 4 - Tekstslide

Dat Nederlands een moeilijk vak is, komt door alle verschillende spellingregels.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie
D
onderschikkende argumentatie

Slide 5 - Quizvraag

Ik ben voor de maatschappelijke dienstplicht, want jongeren moeten discipline leren. Ook moeten ze leren dingen te doen voor een ander in plaats van voor zichzelf.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
meervoudige argumentatie

Slide 6 - Quizvraag

Politici zijn niet te vertrouwen, want ze hebben allemaal hun eigen belangen vooropstaan en daarom ga ik niet meer stemmen bij de volgende verkiezingen.
A
Onderschikkende argumentatie
B
Nevenschikkende argumentatie
C
Enkelvoudige argumentatie
D
Meervoudige argumentatie

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een feitelijke uitspraak?
A
Het is een uitspraak waarvan de schrijver of spreker meent dat ze waar, waarschijnlijk of aannemelijk is. Het is een uitspraak die je kunt controleren.
B
Het is een uitspraak waarmee de schrijver of spreker aangeeft of hij iets goed, slecht, mooi of lelijk , gepast of ongepast (etc.) vindt.

Slide 8 - Quizvraag

Feitelijke uitspraak of niet? 

Ik verwacht niet dat Jeroen Dijsselbloem in de Tweede Kamer blijft. Ik kan me niet voostellen dat dat werk hem nog genoeg uitdaging zal bieden.
A
feitelijke uitspraak
B
geen feitelijke uitspraak

Slide 9 - Quizvraag

Een enkelvoudige argumentatie is...
A
Als een schrijver meer argumenten gebruik,t om zijn mening kracht bij te zetten.
B
Wanneer een schrijver een argument onderbouwt met een ondersteunend argument.
C
Als een schrijver zijn standpunt met maar één argument onderbouwt.

Slide 10 - Quizvraag


Meervoudige argumentatie heeft...
A
Eén hoofdargument
B
Meer dan één hoofdargument
C
Eén subargument
D
Meer dan één subargument.

Slide 11 - Quizvraag

Johan de Wittscholengroep is een goede school. Het zit in een mooi gebouw en de leerlingen kunnen zich ontwikkelen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie

Slide 12 - Quizvraag

Hij is geschikt voor deze baan als operateur, want hij heeft al 5 jaar werkervaring. Hij werkte hiervoor immers in dezelfde functie bij een Cinema Opera.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 13 - Quizvraag


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
meervoudige argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende argumentatie

Slide 14 - Quizvraag

Deze argumentatie is ...
A
enkelvoudig
B
meervoudig en onderschikkend
C
onderschikkend
D
onder- en neven- schikkend

Slide 15 - Quizvraag


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
meervoudige argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
combinatie van argumentaties

Slide 16 - Quizvraag


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
meervoudige argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende argumentatie

Slide 17 - Quizvraag

Boeken lezen is goed voor je, want je trekt je even terug uit de drukte van de wereld, wat gezond is omdat ons zenuwstelsel eigenlijk helemaal niet gebouwd is voor de drukte van de normale wereld
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Onderschikkende argumentatie
C
Nevenschikkende argumentatie
D
Meervoudige argumentatie

Slide 18 - Quizvraag

Steek even vingers op (A = 1, B = 2, etc.)
Ik weet welke argumentatievormen er zijn.
A
ja
B
een beetje
C
nee

Slide 19 - Quizvraag

Steek even vingers op (A = 1, B = 2, etc.)
Ik kan de argumentatievorm in een tekst herkennen.
A
ja
B
een beetje
C
nee

Slide 20 - Quizvraag

Nakijken opdracht 5 p. 23

Slide 21 - Tekstslide

enkelvoudige argumentatie
meervoudige argumentatie
onderschikkende argumentatie

Slide 22 - Sleepvraag

Nevenschikkende argumentatie
Enkelvoudige argumentatie
Onderschikkende argumentatie

Slide 23 - Sleepvraag

Zet de argumentatie van alinea 1 in het blokjesschema.
Standpunt
Argument

Argument

Argument

Argument

Dat een leraar geschorst is wegens het zoenen met een leerlinge, is een opmerkelijk bericht.
Je zou denken dat de man en het meisje zelf mogen uitmaken of ze met elkaar zoenen of niet.
Het gaat hier om twee meerderjarige mensen.
Het is onbegrijpelijk dat dit nu opeens het 
nieuws haalt.
Dat mannen dingen uitspoken met (meerderjarige) meisjes – dat is (immers) iets van alle tijden.

Slide 24 - Sleepvraag

In welke van onderstaande tekstsoorten kom je een mening tegen?
A
activerende tekst
B
amuserende tekst
C
betogende tekst
D
beschouwende tekst

Slide 25 - Quizvraag

In welke van onderstaande tekstsoorten kom waarschijnlijk je geen mening tegen?
A
activerende tekst
B
amuserende tekst
C
betogende tekst
D
beschouwende tekst

Slide 26 - Quizvraag

Aan welke ​signaalwoorden kun je een mening/standpunt herkennen?

Slide 27 - Woordweb

Aan welke signaalwoorden kun je argumenten herkennen?

Slide 28 - Woordweb

Waar of niet waar?
Feitelijke uitspraken kun je controleren.
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Hoe noem
je deze
argumentatie?
A
enkelvoudige
B
meervoudige
C
onderschikkende
D
nevenschikkende

Slide 30 - Quizvraag

Hoe noem
je deze
argumentatie?
A
enkelvoudige
B
meervoudige
C
onderschikkende
D
nevenschikkende

Slide 31 - Quizvraag

Oefenen leesvaardigheid 3 en 4
  • Lees de tekst 'Dieren hebben zeker wél emoties' en maak de vragen.
  • Je krijgt hier 20-25 minuten de tijd voor, daarna bespreken we de antwoorden. 
  • Probeer de vragen alleen en in stilte te maken, alleen dan weet je of je het snapt/zelf zou kunnen op de toets! 
  • Klaar? Ga nog even in je leesboek lezen.  

Slide 32 - Tekstslide

Oefenen leesvaardigheid 3 en 4
1 Dankzij moderne technieken is het makkelijker om aan te tonen of dieren wel of geen emoties hebben. We kunnen het de dieren immers moeilijk vragen. Dankzij bijvoorbeeld thermische camera’s kunnen we dus wel laten zien dat dieren dezelfde onderliggende mechanismen hebben als de mens, zonder dat ze uit hun groep moeten worden gehaald. 

2 Veel dieronderzoeken houden geen rekening met de consequenties van bepaald onderzoek op de emoties van dieren. Wanneer je bijvoorbeeld een dier uit zijn groep weghaalt, zal dit invloed hebben op de onderzoeksresultaten, omdat het dier zich niet in zijn natuurlijke omgeving bevindt. Daarom kan er een vertekend beeld uitkomen.

Slide 33 - Tekstslide

Oefenen leesvaardigheid 3 en 4
3 Mensen kunnen vaak emoties niet goed verwoorden omdat ze slecht toegang hebben hiertoe. Ook zijn ze vaak geneigd om sociaal wenselijk te antwoorden. Daarom zijn de antwoorden op vragen over emoties vaak twijfelachtig.

4 Hierbij kun je bijvoorbeeld denken aan baby’s/kinderen, maar ook aan mensen met een mentale achterstand of andere handicap waardoor ze taal niet machtig zijn. Toch ervaren zij ook zeker wel emoties. 

5 Dieren hebben een rijk gevoelsleven. We moeten ons daarom goed realiseren dat de verspreiding van de mens over de aarde veel impact kan hebben op dieren. Een dier is geen ‘gevoelloos'. 

Slide 34 - Tekstslide

Oefenen leesvaardigheid 3 en 4
6 De schrijvers vinden dat dieren ook emoties hebben.

7 Laatste zin van alinea 2: het standpunt van de schrijvers hier is dat het volstrekt onlogisch is dat alleen de mens over emoties beschikt vanuit evolutionair standpunt. Daarna volgen twee argumenten die met elkaar verbonden zijn: ‘Emoties hebben namelijk een evolutionair voordeel (1) en het uiten ervan is van levensbelang voor alle sociale dieren (2).’ 
Samen is dit een groot blokargument bij het standpunt van de schrijvers.

Slide 35 - Tekstslide

Oefenen leesvaardigheid 3 en 4
8 Begin van alinea 5: ‘Bovendien laat ons eigen onderzoek zien dat diersoorten hetzelfde sociale gedrag vertonen als mensen (1). Dieren, zoals bonobo’s, honden of eksters, spiegelen immers emotie, verlenen spontaan hulpgedrag en sluiten vriendschappen (2).’ 

Hier laat het voegwoord ‘immers’ zien dat we te maken hebben met een onderschikkende argumentatie. Zin (2) ondersteunt de claim van zin (1). 

9 De tekst als geheel is een voorbeeld van nevenschikkende argumentatie. De schrijver heeft enkele, verschillende argumenten die samen laten zien dat dieren wel degelijk emoties hebben.

Slide 36 - Tekstslide

Is dit betoog sterk?
Leg je antwoord uit.

Slide 37 - Open vraag

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: dinsdag 19 december
Lr Leesvaardigheid 3 en 4 p. 16 en 20 (toets is op 18-1-2024)
Leesboek meenemen
Programma: fictie 2



Slide 38 - Tekstslide