1A / 9 februari / 5.3 Hoeken meten

• Wiskunde
• Voortgezet speciaal onderwijs

Aan het eind van de les heb ik paragraaf 5.1 en 5.2 herhaald

Aan het eind van de les kan ik hoeken  meten met mijn koershoekmeter

5.3 Hoeken meten

Maken opdracht 33 t/m 37 en de Rekenbreak op blz. 211 t/m 214

en?

Huiswerk voor vrijdag 12 februari

Maken opdracht 33 t/m 37 en de Rekenbreak op blz. 211 t/m 214

Vorige les

Vorige les heb je doormiddel van quizvragen paragraaf 5.1 en 5.2 herhaald.

Deze les ga je aan de slag met paragraaf 5.3 en leren hoe je hoeken moet meten.

Je hebt deze les dus een koershoekmeter nodig.

Zorg dat je die nu pakt!

5.3 Hoeken meten

Hoeken meten met de koershoekmeter

Hierna komt een filmpje waarin uitgelegd wordt hoe je hoeken moet meten met je koershoekmeter.

Heeft iedereen zijn of haar koershoekmeter bij de hand?

Stripje met uitleg

lees samen het stripje dat in je boek staat.

blz. 212 en 213

Hierna komen ook foto's van het stripje.

De docent kan op de foto's klikken om in te zoomen

Vraag:

• Meet Hoek A met je koershoekmeter

Antwoord:

• de hoek is 45 graden

• Meet met je koershoekmeter hoe groot hoek B is. Je mag er 2 graden naast zitten
  
  
• 105°

• Hoeveel graden is hoek E? Je mag dit meten met je koershoekmeter of herkennen aan het tekentje wat bij de hoek staat.
  
  
• 90 ° oftewel een rechte hoek, de 2 lijnen staan loodrecht op elkaar. Dat kan je zien aan het loodrecht teken of meten met je koershoekmeter

Aan de slag 

Maken opdracht 33 t/m 37 en de Rekenbreak op blz. 211 t/m 214

Deze opdrachten zijn huiswerk voor vrijdag 12 februari 

Probeer de rekenbreak eerst uit je hoofd en dus zonder rekenmachine.

 Je mag natuurlijk wel een kladblaadje gebruiken.

Lukt het echt niet dan mag je het met je rekenmachine proberen.

Als iedereen snel klaar is en er is tijd over : aan het eind van deze les staan foto's van de antwoorden om na te kunnen kijken

Huiswerk voor vrijdag 12 februari

Maken opdracht 33 t/m 37 en de Rekenbreak op blz. 211 t/m 214