Past Simple les M2 en K2

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

What are we going to do today?

- Who is here?
- Add class on stepping stones
- Studying/reading
- Grammar recap!
- Worksheets
- End of lesson

Slide 3 - Tekstslide

Write me words!
A E T R
K P L O
I M S N
H U D F

Slide 4 - Tekstslide

Stepping stones
Ga naar stepping stones via som. 
Klik op je naam, dan naar klas
Voeg klas toe
Vul code in: 57587

Slide 5 - Tekstslide

What did we do the previous lesson?

Slide 6 - Tekstslide

Recap!
-> Past simple
-> Past simple questions
-> Exercises (worksheet!)

Slide 7 - Tekstslide

Past simple
1. Wat betekent 'past simple'?
2. Hoe vorm ik de 'past simple'?
3. Welke bladzijde is erg belangrijk? Waarom?

Slide 8 - Tekstslide

Uitleg
De Past Simple is de Engelse term voor de verleden tijd.
Je gebruikt deze vorm als je het hebt over

feiten, gewoonten of dingen die je doet met regelmaat  
die in het verleden gebeurd zijn en nu helemaal klaar zijn
.

Singnaalwoorden: yesterday, last year, ago

stam +ed / onregelmatig werkwoord

Slide 9 - Tekstslide

Write
A
Writed
B
Wrote
C
Wroted
D
Written

Slide 10 - Quizvraag

Paint (werkwoord)
A
painted
B
paints
C
painting
D
brushing

Slide 11 - Quizvraag

type
A
typed
B
typing
C
tiep
D
typs

Slide 12 - Quizvraag

Form the past simple:

to be

Slide 13 - Open vraag

Form the past simple:

change

Slide 14 - Open vraag

Past simple questions
1. Wat zijn 'past simple questions'?
2. Hoe vorm ik de 'past simple questions'?
3. Wat zijn de hulpwerkwoorden

Slide 15 - Tekstslide

Past simple questions
- Gebruik "Did" als hulpwerkwoord
In de past simple gebruik je altijd het hulpwerkwoord "did" om een vraag te maken. Dit geldt voor alle personen (I, you, he, she, we, they).
- Plaats het onderwerp na "Did"
- Het onderwerp (wie of wat iets deed) komt na het hulpwerkwoord "Did".

Gebruik het hele werkwoord na het onderwerp

Nadat je "Did" en het onderwerp hebt geplaatst, gebruik je de basisvorm van het werkwoord, dus niet de verleden tijdsvorm!

Did he buy vs. did he bought

Slide 16 - Tekstslide

He bought fish and chips

Slide 17 - Open vraag

They went to the park
A
Did they go to the park?
B
Did they went to the park
C
Did they went to go to the park?
D
Park?

Slide 18 - Quizvraag

Vertaal de vraag naar het Engels:
Wat deed je gisteren?

A
What did you do yesterday?
B
What do you did yesterday?
C
What did you did yesterday?
D
Yesterday, what did you do?

Slide 19 - Quizvraag

They worked all day

Slide 20 - Open vraag

He cleaned the house

Slide 21 - Open vraag

Om de zin vragend te maken begin je met:
A
She
B
Did, What
C
They
D
Yesterday

Slide 22 - Quizvraag

Na ''did'' komt het:
A
werkwoord
B
zelfst. naamwoord
C
onderwerp
D
voltooid deelwoord.

Slide 23 - Quizvraag

En als laatste komt:
A
Toekomstige tijd van het werkwoord
B
De stam van het werkwoord
C
Verleden tijdsvorm van het werkwoord
D
De basisvorm van het werkwoord (niet de verleden tijdsvorm)

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

For today,



Make exercise 57 and 59 in chapter one (page 64)
Make the worksheet I am going to give you. Homework for tomorrow!
Niet mee = niet af!"
timer
10:00

Slide 26 - Tekstslide

30 seconds
You all get a bingo card, 
I call out words, you cross them off your card. 
Bingo is a FULL CARD
fake bingo is SINGING

Slide 27 - Tekstslide

For tomorrow

Prepare for the test!!


Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide