In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
5.4 Politiek en samenleving
Slide 1 - Tekstslide
Programma
- Terugblik
- uitleg 5.4
- check
- afsluite n
Slide 2 - Tekstslide
Wat is een constitutionele monarchie?
A
Koninkrijk met een grondwet
B
Koninkrijk zonder grondwet
C
Land met een grondwet maar geen koning
D
Koninkrijk met een absolute koning
Slide 3 - Quizvraag
Deze opdracht gaat over het begin van de industriële revolutie.
Welke bewering is juist?
A
De industriële revolutie begon rond 1750 in Groot-Brittannië en verspreidde zich in de 19e eeuw naar de rest van West-Europa en de VS.
B
De industriële revolutie begon rond 1850 in Groot-Brittannië en verspreidde zich in de 20e eeuw naar de rest van West-Europa en de VS.
C
De industriële revolutie begon rond 1750 in het noorden van de Verenigde Staten en verspreidde zich in de 19e eeuw naar West-Europa.
D
De industriële revolutie begon rond 1850 in het noorden van de Verenigde Staten en verspreidde zich in de 20e eeuw naar West-Europa.
Slide 4 - Quizvraag
Deze vraag gaat over 'de democratie in Nederland.
Sleep de onderstaande acht uitspraken naar de juiste kolom.
Voor 1848
Na 1848
Nederland is een constitutionele monarchie.
Het parlement heeft weinig rechten.
Het staatshoofd heeft weinig macht
Nederland heeft een parlementair stelsel.
De Tweede Kamer wordt gekozen door een steeds groter deel van het volk.
De Tweede Kamer wordt gekozen door de Provinciale Staten, die door regenten en edelen worden gekozen.
Slide 5 - Sleepvraag
Wat hoort NIET bij de sociale kwestie?
A
Lage lonen
B
Lange werktijden
C
Slechte wegen
D
Onveilige fabrieken
Slide 6 - Quizvraag
'Politieke stroming die zoveel mogelijk vrijheid voor de burgers wil'. Dit is het...
A
Liberalisme
B
Socialisme
Slide 7 - Quizvraag
Nederland kreeg in 1848 een nieuwe grondwet. Hieronder staan vier uitspraken over deze grondwet. Welke uitspraak is juist?
A
Met de nieuwe grondwet werd de schoolstrijd opgelost.
B
Nederland werd een constitutionele monarchie.
C
Het kiessysteem van evenredige vertegenwoordiging werd in de grondwet vastgelegd.
D
De nieuwe grondwet was het begin van de ministeriële verantwoordelijkheid.
Slide 8 - Quizvraag
Doelen van deze les
Aan het einde van deze les weet je...
hoe en waardoor de positie van vrouwen veranderde
welke denkrichtingen zich keerden tegen de invloed van de verlichting
hoe confessionelen opkwamen voor hun belangen
Slide 9 - Tekstslide
Planning van deze week
Uitleg 5.4 Politiek en samenleving
Herhalen 5.3
Slide 10 - Tekstslide
Wat is feminisme?
Slide 11 - Woordweb
De positie van vrouwen
Vrouwen uitgesloten van politiek en hoge posities.
Werden door de wet als kinderen behandeld.
Mochten geen geld hebben en rechtszaken beginnen.
Slide 12 - Tekstslide
Achterstelling 19e eeuw
Lage sociale klasse:
Zwaar werk uit noodzaak.
Zorgen voor man en gemiddeld vijf kinderen.
Hoge sociale klasse:
Verplicht thuiszitten.
Meisjes voorbereid op dienen van de man in het huwelijk
Achterstelling = discriminatie
Veel voordelen: 'Vrouwen zijn niet verstandig'
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Eerste feministen
(1870-1919)
Eisen emancipatie (gelijkstelling).
Vooral door vrouwen van hogere klasse.
Wilden net als de mannen kiesrecht hebben.
Slide 15 - Tekstslide
Effect 1e feministische golf
Vanaf 1901 kregen moeder wettelijk medezeggenschap over hun kind.
Opkomst anticonceptie (geboortebeperking).
Algemeen Vrouwenkiesrecht vanaf 1919.
Belangrijkste persoon: Aletta Jacobs
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Stelling: Het doel van het feminisme is in 2022 bereikt.
Helemaal mee eens
Beetje mee eens
Beetje mee oneens
Helemaal mee oneens
Slide 18 - Poll
Tegen de invloed van de verlichting
Tegenstanders van liberalen en socialisten= conservatieven ( Wilden bestaande toestanden behouden en verzetten zich tegen meer vrijheid, gelijkheid en democratie).
Grootste groep conservatieve= confessionelen (christenen in de politiek).
Protestants confessionalisme o.l.v. Abraham Kuyper.
Katholiek confessionalisme
Slide 19 - Tekstslide
Confessionalisme
Tegen algemeen kiesrecht.
Tegen openbare scholen (belangrijkste punt).
Tegen gelijkstelling vrouwen.
Mensen moesten de Bijbel gehoorzamen.
Slide 20 - Tekstslide
Schoolstrijd
Alleen openbare scholen krijgen subsidie van de overheid
Bijzondere (=godsdienstig) scholen krijgen géén geld van de overheid
Schoolstrijd: confessionelen (protestanten en katholieken) willen gelijke behandeling (emancipatie)
Belangrijkste politieke vraagstukken: schoolstrijd en algemeen kiesrecht
Slide 21 - Tekstslide
Politieke tegenstellingen
De socialisten willen algemeen kiesrecht, de liberalen en de confessionelen niet
De confessionelen willen geld voor bijzonderde scholen, de liberalen en de socialisten niet
De confessionelen en socialisten besluiten op elkaars voorstellen te gaan stemmen, waardoor er toch een meerderheid ontstaat.
Hierdoor worden de liberalen buiten spel gezet
Slide 22 - Tekstslide
Politiek 1
In de politiek moeten de zuilen wel samenwerken.
Want... geen enkele zuil haalde de meerderheid in de verkiezingen.
(Je hebt een meerderheid nodig om een regering te mogen vormen)
Het dak van de Tempel van de Nederlandse Verzuiling staat symbool voor het Nederlandse bestuur.
Slide 23 - Tekstslide
Politiek 2
De Socialisten willen algemeen kiesrecht, de overige zuilen niet.
Slide 24 - Tekstslide
Pacificatie
1917
Pacificatie betekent letterlijk: vredestichting
Er werd tussen de partijen politieke vrede gesloten door
een oplossing te vinden voor een aantal politieke problemen
Slide 25 - Tekstslide
Belangrijkste gevolgen van de Pacificatie (1)
Er komt een einde aan de Schoolstrijd: zowel Openbaar- als Bijzonder onderwijs krijgen nu geld van de overheid
Er komt Algemeen Kiesrecht voor mannen (vanaf 23 jaar)
Er komt kiesrecht voor vrouwen (1917: passief kiesrecht, 1919: actief kiesrecht)
Slide 26 - Tekstslide
Belangrijkste gevolgen van de Pacificatie (2)
Er komt een verandering van het kiesstelsel: het districtenstelsel wordt vervangen door evenredige vertegenwoordiging. Dit hebben we tegenwoordig nog steeds.
Einde van de politieke macht van de Liberalen: pas in 2010 komt er weer een Liberale minister-president, Mark Rutte
Slide 27 - Tekstslide
Check
Slide 28 - Tekstslide
Deze sleepvraag gaat over de achterstelling van vrouwen in de 19e eeuw
Lage sociale
Klasse
Hoge sociale
Klasse
Veel thuiszitten
Zware arbeid
Veel werk in huis
Opgeleid tot 'goede' partner
Slide 29 - Sleepvraag
Wat wilden de voorstanders van de eerste feministische golf bereiken?
Slide 30 - Open vraag
Wanneer kreeg de Nederlandse vrouw algemeen kiesrecht?
Slide 31 - Poll
Conservatief
Progressief
Aletta Jacobs
Abraham
Kuyper
Algemeen kiesrecht
Confes-sionelen
Socialisten
Liberalen
Gelijkstelling bijzonder onderwijs
Protestan-ten
Slide 32 - Sleepvraag
Deze sleepvraag gaat over de Pacificatie van 1917.
Confes-sionelen
Lib. en Soc.
Algemeen kiesrecht
Financiële gelijkstelling scholen
Slide 33 - Sleepvraag
Zet de volgende gebeurtenissen in de juiste volgorde.
A Begin van de industrialisatie buiten Groot-Brittannië. B Er komt een einde aan de schoolstrijd. C Thorbecke schrijft een nieuwe grondwet. D Nederlandse vrouwen krijgen kiesrecht.
A
C-A-B-D
B
A-C-B-D
C
A-C-D-B
D
C-A-D-B
Slide 34 - Quizvraag
De schoolstrijd staat voor...
A
De strijd tussen ouders en leerkrachten over goed onderwijs.
B
De strijd tussen de confessionelen en de openbaren over goed onderwijs.
C
De strijd tussen de confessionelen en de openbaren over de betaling van de schoolkosten.
D
De strijd tussen de confessionelen en de openbaren om een eigen school te kunnen starten.
Slide 35 - Quizvraag
Hoe is de schoolstrijd geëindigd?
A
Geen bijzonder onderwijs
B
Geen subsidie voor bijzonder onderwijs
C
Uitsluitend bijzonder onderwijs
D
Subsidie voor bijzonder én openbaar onderwijs
Slide 36 - Quizvraag
Slide 37 - Video
Samenvatting
Vrouwen hadden in de 19e eeuw een achtergestelde positie. Vanaf 1870 voerden feministen met succes actie voor een meer gelijke behandeling van vrouwen ten opzichte van mannen.
Conservatieven waren tegen veranderingen en confessionelen baseerden zich op het christelijke geloof. Ze keerden zich tegen de invloed van de verlichting en waren de politieke tegenstanders van het liberalisme en het socialisme.
Protestanten en katholieken wilden dat de overheid niet alleen het openbaar onderwijs betaalde, maar ook het bijzonder onderwijs. In 1901 behaalden confessionelen een meerderheid in de Tweede Kamer. Vanaf 1917 betaalde de overheid ook de bijzondere scholen.