Module A2-week 5- depressie en bipolaire stoornis

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Wat is een depressie?
A
angststoornis
B
ontwikkelingsstoornis
C
stemmingsstoornis
D
persoonlijkheidsstoornis

Slide 36 - Quizvraag

Op welk tijdstip van de dag is de depressie vaak het diepst?
A
in de namiddag
B
in de vroege ochtend
C
tegen de avond
D
voor het slapen gaan

Slide 37 - Quizvraag

Wat is een belangrijk criterium voor de diagnose depressie volgens DSM 5?
A
verlatingsangst
B
motorische onrust
C
verlies van interesse en plezier
D
agressie

Slide 38 - Quizvraag

Wat is een juiste verpleegkundige interventie in de zorg voor een depressieve cliënt?
A
De cliënt zoveel mogelijk uit laten slapen.
B
Een gestructureerd dagprogramma aanbieden.
C
Lange termijn doelen stellen.
D
Zorgdragen voor een prikkelarme omgeving.

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide

5. Therapie en begeleiding
Non verbale therapie vormen
De student:
• Kan het verschil aangeven tussen verbale – en non-verbale therapieën
• Kan van de beschreven therapieën in eigen woorden aangeven wat de therapie inhoudt.
• Kan het belang van de verschillende therapieën ten behoeve van herstel en welzijn voor de zorgvrager benoemen

Slide 41 - Tekstslide

Non verbale therapie vormen
• Beeldende therapie
• Muziektherapie
• Psychomotorische therapie
• Dramatherapie
• Tuintherapie
• Snoezelen

Slide 42 - Tekstslide

Opdracht

1. Bestudeer de bijlage

2. Met welke van bovengenoemde therapieën ben je bekend? Wat zijn tot nu toe jouw ervaringen met deze therapieën?
3. Welke therapie zou jou persoonlijk aanspreken en waarom?
4. Noem 3 specifieke indicaties voor muziek therapie in de psychogeriatrie.
5. Wat kan tuintherapie betekenen voor mensen die moeite hebben met ordenen en begrenzen.
6. Geef aan hoe jij een snoezelruimte voor ernstig verstandelijk beperkte zorgvragers zou inrichten en leg uit waarom je welke materialen en/of effecten gebruikt.
7. Noem 2 contra indicaties voor beelden therapie.
8. Benoem een non-verbale therapievorm die op je huidige BPV-plaats wordt toegepast ( of zou kunnen worden toegepast) en leg in eigen woorden uit waarom dat zinvol is voor de zorgvragers.

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Link