Woordenschat

Schrijfopdrachten
Doelen
Je denkt na over de Nederlandse taal
Je past de Nederlandse taal goed (en steeds makkelijker) toe
Je gebruikt het creatieve deel van je brein --> blij, vrolijk
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Schrijfopdrachten
Doelen
Je denkt na over de Nederlandse taal
Je past de Nederlandse taal goed (en steeds makkelijker) toe
Je gebruikt het creatieve deel van je brein --> blij, vrolijk

Slide 1 - Tekstslide

Schrijfopdrachten
  1. Social media post
  2. Woordenschat / moeilijke woorden
  3. Tussenkopjes
  4. Instructie
  5. Artikel

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

We gaan vandaag bezig met woordenschat. Welke moeilijke woorden ken je al?

Slide 4 - Open vraag

Waarom denk je dat woordenschat belangrijk is?

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide




Specifieke woorden zijn voor jullie gekoppeld aan gastvrijheid / bediening.

Algemene woorden komen veel voor in teksten en minder in spreektaal; teksten over allerlei onderwerpen; denk aan woorden als indrukwekkend, allesbehalve, bovendien en absurd; helpen om moeilijkere teksten goed te begrijpen en zorgen ervoor dat jij je preciezer kunt uitdrukken.

Basiswoorden vindt je in 't dagelijks taalgebruik, zoals: lopen, fietsen, rood, blauw en honger.

Slide 7 - Tekstslide

Jullie gaan de volgende vragen individueel beantwoorden.

We bespreken elke vraag kort, zodat we daarna door kunnen met de volgende vraag. Het is geen toets, dus fouten maken is niet erg!

Slide 8 - Tekstslide

Wat betekent 'motiveren'?
A
Schreeuwen
B
Redenen geven
C
Een motie indienen
D
Doen

Slide 9 - Quizvraag

Probeer een zin te maken met 'motiveren'.

Slide 10 - Open vraag

Wat betekent 'rationeel'?
A
Gedachten
B
Onverstandig
C
Gevoel
D
Verstandig

Slide 11 - Quizvraag

Probeer een zin te maken met 'rationeel'.

Slide 12 - Open vraag

Wat betekent 'ambitie'?
A
Doel
B
Reptielachtig dier
C
Iets wat je behaald hebt
D
Hard werken

Slide 13 - Quizvraag

Probeer een zin te maken met 'ambitie'.

Slide 14 - Open vraag

Wat betekent 'officieus'?
A
Officieel
B
Nauwkeurig
C
Niet officieel
D
Niet nauwkeurig

Slide 15 - Quizvraag

Probeer een zin te maken met 'officieus'.

Slide 16 - Open vraag

Wat betekent 'stimuleren'?
A
Aanmoedigen
B
Inspireren
C
Klappen
D
Naar beneden halen

Slide 17 - Quizvraag

Probeer een zin te maken met 'stimuleren'.

Slide 18 - Open vraag

Wat betekent 'input'?
A
Scoren
B
Inbreng
C
Het gat met golfen
D
Toepassing

Slide 19 - Quizvraag

Probeer een zin te maken met 'input'.

Slide 20 - Open vraag

Wat betekent 'incident'?
A
Ongeluk
B
Ruzie
C
Nachtmerrie
D
Gebeurtenis

Slide 21 - Quizvraag

Probeer een zin te maken met 'incident'.

Slide 22 - Open vraag

Wat betekent 'optimaliseren'?
A
Verbeteren
B
Nadenken
C
Gebruiken
D
Oogmeting

Slide 23 - Quizvraag

Probeer een zin te maken met 'optimaliseren'.

Slide 24 - Open vraag

Wat betekent 'fungeren'?
A
Zacht maken
B
Plezier hebben
C
Dienst doen als
D
Verwijderen

Slide 25 - Quizvraag

Probeer een zin te maken met 'fungeren'.

Slide 26 - Open vraag

Wat betekent 'participeren'?
A
In stukken snijden
B
Meedoen
C
Gelijk zijn
D
Lidmaatschap opzeggen

Slide 27 - Quizvraag

Probeer een zin te maken met 'participeren'.

Slide 28 - Open vraag

Wat betekent 'hoofdzakelijk'?
A
Vooral
B
Alleen maar zakelijk
C
Informeel
D
Bijna nooit

Slide 29 - Quizvraag

Probeer een zin te maken met 'hoofdzakelijk'.

Slide 30 - Open vraag

Wat betekent 'ongeacht'?
A
Aanhef voor een brief
B
Niet nagedacht
C
Heel belangrijk
D
Of nu wel of niet

Slide 31 - Quizvraag

Probeer een zin te maken met 'ongeacht'.

Slide 32 - Open vraag

Wat betekent 'wederom'?
A
Waarom
B
Omdat
C
Alweer
D
Wanneer

Slide 33 - Quizvraag

Probeer een zin te maken met 'wederom'.

Slide 34 - Open vraag

Wat betekent 'intentie'?
A
Bedoeling
B
Slapen in een tent
C
Oorzaak
D
Gevolg

Slide 35 - Quizvraag

Probeer een zin te maken met 'intentie'.

Slide 36 - Open vraag

Schrijf iets over deze les. Wat heb je geleerd? Wat vond je leuk? Wat zou je nog meer willen weten?

Slide 37 - Open vraag

Opdracht

Ga op zoek naar moeilijke woorden die je nog niet kent, maar die wel belangrijk kunnen zijn voor jou. Bijvoorbeeld woorden die je op je werk tegen komt, woorden die iets met je opleiding te maken hebben, woorden die je in je toekomstige werkveld tegen gaat komen of woorden die je dagelijks leest / hoort op internet of in de krant.
Je kiest 5 woorden zelf uit en kiest
5 woorden uit de BOOS TVOH-aflevering:
boegbeeld   aantijging   represailles  ingewijden    vermeend    smaad      gentlemen's agreement    opschorten


De 10 woorden verwerk je in een schema, zoals op de volgende dia is uitgewerkt:

Slide 38 - Tekstslide

Laat in de zinnen duidelijk merken dat je de betekenis van het woord begrijpt en dus goed kan toepassen.

Je schema / zinnen lever je in via TEAMS - 3 februari
Mijn ambitie is om danseres te worden.
Doel
Hebben jullie nog input voor de vergadering?
Inbreng
Het ging hoofdzakelijk over vorig jaar.
Vooral
Hij kwam wederom te laat.
Alweer

Slide 39 - Tekstslide