Theatrale middelen klas 2

Welkom klas 2
Theorie theatrale middelen
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
DramaMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Welkom klas 2
Theorie theatrale middelen

Slide 1 - Tekstslide

Het maken van de scene van de komende periode bestaat uit verschillende onderdelen:

- Vaste tekst
- Theatrale middelen
- Spel

Slide 2 - Tekstslide

Vaste tekst
Vorige periode behandeld
Tekst krijg je van de docent
Je mag deze aanpassen, maar de strekking van de tekst moet hetzelfde blijven
Je moet zelf de spelgegevens bij de tekst verzinnen

Slide 3 - Tekstslide

Theatrale middelen
Leerdoel van vandaag:
Je kunt de theatrale middelen benoemen en weet wat ze kunnen betekenen in je scene

Slide 4 - Tekstslide

Theatrale middelen

- spelgegevens
- vormgevingsmiddelen
- enscenering

Slide 5 - Tekstslide

Spelgegevens:
Wie
Wat
Waar
Waarom
Wanneer
(5 W's)

Slide 6 - Tekstslide


7
Vormgevings-middelen


Decor 
Rekwisieten / attributen
Kostuums 
Kap en grime
Licht
Muziek (geluidseffecten)
Audiovisueel (beeld)

Slide 7 - Tekstslide

Decor
Attributen

Slide 8 - Tekstslide

Decor
Attributen

Slide 9 - Tekstslide

kostuums
kap en grime

Slide 10 - Tekstslide

kostuums
kap en grime

Slide 11 - Tekstslide

licht
audiovisueel (beeld)

Slide 12 - Tekstslide

audiovisueel (beeld)

Slide 13 - Tekstslide

Enscenering:
"In scène zetten"
Je maakt gebruik van: mise-en-scène en de plaatsing van vormgeving van het stuk.

Slide 14 - Tekstslide

Wat is mise-en-scène?
A
Wat wordt er gedaan met belichting tijdens een voorstelling.
B
Hoe maken de acteurs gebruik van het speelveld.
C
De scene die wordt uitgebeeld speelt zich in de mist af.
D
Het is een term die in de wetenschap wordt gebruikt.

Slide 15 - Quizvraag

Mise-en-scène
Betekent "Plaatsing op toneel"
Dus: waar staan de acteurs ten op zichte van elkaar en het decor/attributen.

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de betekenis van de mise-en-scène in de volgende foto's? 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Theatrale middelen
Spelgegevens



7 vormgevingsmiddelen




Enscenering
- 5 W's

- decor
- attributen
-kostumering
- kap en grime
- licht
- muziek
- audiovisueel
- mise-en-scène
- vormgeving (plaatsing)

Slide 24 - Tekstslide

audiovisueel (beeld)
Nog een voorbeeld

Slide 25 - Tekstslide

Het doel van de theatrale middelen is om de sfeer van het theaterstuk neer te zetten en te versterken.
Locatie (waar) en personages (wie) worden verduidelijkt door decor, attributen, kostuum, kap en grime.
Het moment en dus de sfeer (wanneer, waarom en wat) worden verduidelijkt door licht, geluid en audiovisueel.
De enscenering zorgt ervoor dat de scene 1 geheel wordt. 

Slide 26 - Tekstslide

Wat zijn theatrale middelen?
A
Hoe de acteurs gebruik maken van de ruimte
B
De opbouw van het verhaal
C
De spelgegevens, vormgevingsmiddelen en enscenering
D
Welke personages en emoties de acteurs spelen

Slide 27 - Quizvraag

Wat zijn de spelgegevens in een theaterstuk?
A
De 5 W's
B
De namen van de personages
C
De namen van de medewerkers van het theaterstuk
D
De naam van het theaterstuk

Slide 28 - Quizvraag

Welke 7 vormgevingsmiddelen zijn er allemaal?
A
Decor, rekwisieten/attributen, personages, muziek, licht, audiovisueel, kap&grime
B
Rekwisieten/attributen, verhaalopbouw, personages, licht, muziek, audiovisueel, kostuums
C
Decor, rekwisieten / attributen, kostuums, kap&grime, licht, muziek, audiovisueel
D
Verhaalopbouw, decor, kap&grime, licht, audiovisueel, muziek, personages

Slide 29 - Quizvraag

Wat houd het onderdeel audiovisueel in?
A
De plek waar de acteur zich op het podium bevind
B
De combinatie van bewegend beeld en geluid in een scene
C
Alle spullen die de acteur in de scene gebruikt
D
De lichteffecten in een scene

Slide 30 - Quizvraag

Wat betekent mise-en-scene?
A
De plaatsing van het decor in de ruimte
B
De plaatsing van de attributen in de ruimte
C
De plaatsing van de acteurs in de ruimte
D
De plaatsing van het decor, de attributen en de acteurs in de ruimte

Slide 31 - Quizvraag

Wat is het doen van theatrale middelen?
A
Het vertellen van het verhaal
B
Het bepalen en verduidelijken van de sfeer van het stuk
C
Het afleiden van het publiek tijdens het stuk
D
Het leuker maken om te kijken naar het stuk

Slide 32 - Quizvraag

Oefenen
Je gaat straks een paar trailers van theaterstukken bekijken. Na elk filmpje beantwoord je de vraag die erop volgt. Het beantwoorden van de vragen gaat je helpen om straks de stof toe te passen in je eigen scene.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video


Wat zag je in de trailer? Beschrijf theatervormgeving.
Welke sfeer wordt er neergezet door de vormgeving?

Slide 35 - Open vraag

Slide 36 - Video


Wat zag je in de trailer? Beschrijf theatervormgeving.
Welke sfeer wordt er neergezet door de vormgeving?

Slide 37 - Open vraag

Slide 38 - Video


Wat zag je in de trailer? Beschrijf theatervormgeving.
Welke sfeer wordt er neergezet door de vormgeving?

Slide 39 - Open vraag

Check

Slide 40 - Tekstslide

Welke termen heb je onthouden die bij theatervormgeving horen?

Slide 41 - Open vraag

Vat in 1 zin samen wat theatervormgeving toevoegt aan een scene

Slide 42 - Open vraag

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 43 - Open vraag

Volgende week
Spelgegevens

Slide 44 - Tekstslide