medicatie veiligheid

Medicatie 
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1-3

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Medicatie 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat roept medicatieveiligheid bij jou op?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tips medicatieveiligheid
  • Voel je je bekwaam in voorbehouden en risicovolle handelingen?
  • Wees je bewust van de risico’s in het medicatieproces
  • Noteer afspraken over medicatie toedienen in het zorgplan
  • Als zorgmedewerker heb je een signalerende functie
  • Zorg voor een duidelijke toedienlijst en actueel medicatieoverzicht

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Let op dat de medicijnen goed bewaard worden
  • Zorg ervoor dat je ongestoord kunt werken met medicatie
  • Dubbele controle van risicovolle medicijnen is voor de veiligheid van de cliënt
  • Meld altijd medicatiefouten

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 5 - Video

Bespreek na het afspelen van deze video het volgende:

- Hoeveel ziekenhuisopnames per jaar heb jij gehoord in deze video?
- Hoeveel hadden daarvan voorkomen kunnen worden? 
- Wat wordt er van jou verwacht als er iets in de keten niet goed gaat? 
  1. weet bij wie je terecht kunt
  2. aarzel niet
  3. denk niet iemand anders doet het wel
  4. spreek iemand aan.
Neem in aansluiting op het niveau van de groep de volgende website door (i.r.t. wetgeving en beroepskaders)
https://www.igj.nl/onderwerpen/medicatieveiligheid/toezicht-op-medicatieveiligheid

Basiskennis medicijngebruik; wat zijn de vier belangrijkste aandachtspunten bij medicijngebruik?

Slide 6 - Open vraag

  1. Indicatie, 
  2. Gebruik 
  3. Bijwerkingen
  4. Wisselwerkingen
D.m.v. onderwijsleergesprek zoek je de verdieping in de groep op de volgende thema's:
- Naamgeving ("merknaam" en generieke naam/ werkzame stof)
- Werking, bijwerking en wisselwerking
- Indicatie (absolute en relatieve contra-indicatie)
- Signaleren van klachten; sub-therapeutisch, therapeutisch en toxisch.

Wat is het doel van medicatie?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Doel van medicijnen
- preventief/profylactisch
- curatief/causaal
- symptomatisch (placebo)
- substitutie
- diagnostisch

Slide 8 - Tekstslide

Preventief/profylactisch = voorkomen van een ziekte (bijv. vaccinatie of middelen tegen wagenziekte)

curatief /causaal= bestrijden van de oorzaak dus behandeling (antibiotica keelontsteking) en uiteindelijk genezing

symptomatisch= symptomen aanpakken bijv. ontstekingsremmende pijnstilling 

substitutie = aanvullen van tekorten (bijv. testosteron of insuline)

diagnostisch= om een diagnose te kunnen stellen bijv. radio actieve vloeistof bij een pet scan





bijv. corona
vaccin
bijv.
paracetamol
Voorkomen van ziekte
Verminderen van klachten door suggestie
Bestrijden of verzachten van de gevolgen van een ziekte
Bestrijden van de oorzaak van een ziekte
profylactische werking
causale werking
symptoom-
bestrijding
Placebo
bijv. antibiotica

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vormen van medicijnen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meer uitleg

Slide 11 - Tekstslide

Tabletten, dragees en capsules kunnen zo gemaakt zijn dat de werkzame stof niet in de maag, maar pas in de dunne darm vrijkomt. Hierdoor kan het maagzuur het medicijn niet aantasten.
Deze medicijnen mogen nooit gekauwd, gebroken of gemalen worden.

Zetpillen bestaan uit een gemakkelijk smeltende stof waarin de geneesmiddelen zijn verwerkt. Het geneesmiddel wordt via de slijmvlieswand van de darmen snel in het bloed opgenomen.


Naamgeving medicatie
chemische naam = nauwkeurige beschrijving van de atomen die de stof bevat 
(Para-acetylaminofenol)

stofnaam of generieke naam = beschrijving van de stof(fen) die in het medicijn zitten (paracetamol) onder deze naam herkennen wij vaak de werking van het medicijn

merknaam = fantasienaam verzonnen 
door fabrikant

Slide 12 - Tekstslide

® betekent
dat het een geregistreerd handelsmerk is en dat
niemand anders die naam mag gebruiken
Anatomie, fysiologie

Slide 13 - Tekstslide

In deze dia (praatplaat) passeren de volgende zaken de revue: 
  1. Maagdarmkanaal
  2. Systemisch en lokaal
  3. Enteraal en parenteraal
  4. Oraal (via mond en slokdarm) – denk aan tabletten, dragees, capsules, drankjes, poeders, etc.
  5. Intraveneus (dmv injectie in een ader)
  6. Intramusculair (injectie in een spier)
  7. Subcutaan (onderhuidse injectie)
  8. Rectaal (via de anus) – bijvoorbeeld met een zetpil of een klysma
  9. Op de slijmvliezen (verstuiving) – mondspray, neusspray
  10. Door indruppeling – oogdruppels, neusdruppels en oordruppels
  11. Via de longen (middelen voor inhalatie)
  12. Op de huid (dermaal) – een zalf, een crème of een lotion
  13. Door de huid (transdermaal)- pleisters (fentanyl, nicotine, oestrogeen)
Toedieningswegen
- enteraal = 
via het maag-darmstelsel -> meestal algemene werking (systematisch)

- parenteraal 
= via injectie/infuus of door difussie-> systematische of lokale werking

-topisch = 
via de huid en alleen lokaal/plaatselijk
 


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel verschillende namen ken je of kun je vinden van paracetamol?

Slide 15 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Toedieningswegen
- oraal 
-rectaal
- sublinguaal
- injectie (subcutaan, intraveneus, intramusculair, intra-articulair, intra cardiaal, intralumbaal en epiduraal)
- inhalatie
- transdermaal
-vaginaal


Slide 16 - Tekstslide

oraal = via de mond 

rectaal = via de anus

sublinguaal = onder de tong (hartproblemen, epilepsie)

transdermaal = via pleister (lokale toediening maar soms systemische werking denk maar aan nicotine pleister)

inhalatie = tracheaal via luchtpijp of nasaal via neus (astma) soms lokaal soms systematisch

vaginaal = via de vagina (anti schimmel)




wat zijn risico's rondom medicatie ?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Risico's medicijngebruik
  • Bijwerkingen
  • Cumulatie---->
  • Interactie
  • Verslaving
  • Gewenning/tolerantie

Slide 18 - Tekstslide

Bijwerkingen:
Niet gewenste en schadelijke effecten van een geneesmiddel
waarvan de gebruikelijke dosering is gegeven

Cumulatie: Wanneer het middel te vaak
wordt gegeven is de vorige
dosis nog niet voldoende
uitgescheiden en stijgt de
plasmaconcentratie
vootdurend. Dan ontstaat
ophoping of cumulatie van
het geneesmiddel tot
toxische of zelfs lethale
dosis

interactie:
Een wisselwerking tussen medicijnen die tot verandering in de werking en bijwerkingen kunnen leiden

gewenning: Je lichaam went aan het medicijn en je hebt een steeds hogere dosis nodig om hetzelfde effect te ervaren.



Een waarschuwing dat dit medicijn  invloed heeft op o.a. je concentratie.

Dit staat vaak op een antibioticakuur

Maagsapresistente tabletten, tabletten met gereguleerde afgifte en tabletten met een vieze smaak hebben iets gemeen, wat?

Een aerosol in een geneesmiddel dat je altijd moet ... voor gebruik.

Geneesmiddelen kunnen blijven hangen in de slokdarm, welke waarschuwingssticker hoort er bij?

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is een contra- indicatie ?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Contra-indicatie
Een reden om het medicijn NIET te gebruiken omdat het medicijn een aandoening of ziekte verergert.
absoluut = absoluut niet geven

relatief = oppassen bij het geven

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medicatieproces
  1. Voorschrijven medicatie door arts op recept (3 maanden geldig)
  2. Klaarmaken en afleveren medicatie door apotheek
  3. afspraken maken met de cliënt over verantwoording
  4. uitzetten van medicatie
  5. aanreiken van medicatie
  6. inname van medicatie door cliënt
  7. registreren en aftekenen van medicatie
  8. Signaleren en rapporteren van (bij)werkingen
  9. Evaluatie van de behandeling
  10. overdracht van medicatie bij verhuizing van de cliënt

Taken

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bewaren van medicatie

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Altijd in originele verpakking
< Baxter 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Controleren van medicatie
Bijsluiter
Regel van 5

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat staat er in een bijsluiter?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bijsluiter
  • Samenstelling
  • Indicatie: waar wordt het middel voor gegeven?
  • Werking
  • Dosering *
  • Bijwerkingen
  • Gebruik tijdens zwangerschap
  • Wijze van inname
  • Waarschuwingen 
  • Werkzame stof en hulp/vulstoffen
Alles moet benoemd worden op bijsluiter i.v.m.
overgevoeligheid
CBG

Slide 27 - Tekstslide

waarschuwingen
Met welke geneesmiddelen gaat het middel
niet goed samen
• Niet innemen met melk, grapefruitsap…

• Wanneer kun je het beter niet innemen
(contra-indicatie)

hulpzame stoffen of vulstoffen
bijvoorbeeld zetmeel
dosering
Normdosering= standaarddosis/ gebruikelijk dosis bij volwassenen

Doseringsinterval= tijd die zit tussen inname van de verschillende doseringen van het geneesmiddel
–> Instellen tot een evenwichtssituatie “steady state”


Slide 28 - Tekstslide

Bij pijnmedicatie bouw je met de juiste dosering een goede concentratie aan pijnstilling op. De zogeheten 'spiegel'.

halfwaardetijd 
Uitgelegd met behulp van een paracetamol 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Video

Deze slide heeft geen instructies

waarom belangrijk?

Slide 31 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Extra aandacht is nodig bij oudere zorgvrager omdat:

– vaak lever/nieren minder goed werken
– veel verschillende medicijnen worden gebruikt die elkaars
werking kunnen beinvloeden (interactie)
– veel ziekten naast elkaar, wat eventuele bijwerkingen soms
kan maskeren
– vaak orthostatische hypotensie bij bloeddrukverlagende
medicijnen (val risico!)
– soms therapie-ontrouw
(door vergeetachtigheid, slechtziendheid, problemen met
inname (o.a. inhalatie))

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat check je bij het geven van medicatie?

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Juiste tijd
Juiste persoon
Juiste medicijn
Juiste dosering
Juiste toedieningswijze

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een contra-indicatie?
A
een reden om een medicijn te geven
B
een reden om het medicijn NIET te geven
C
verslaving
D
giftige hoeveelheid

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een dragee is...
A
een zetpil
B
een tablet met een suikerlaagje
C
een soort injectie
D
een bruistablet

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt verstaan onder cumulatie van medicijnen?
A
te veel medicijnen
B
ophoping van medicijnen
C
afhankelijkheid
D
steeds meer nodig voor dezelfde werking

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn bijwerkingen van medicijnen?
A
ophoping van medicijnen in het lichaam
B
de invloed van de medicijnen op elkaars werking
C
steeds meer nodig voor dezelfde werking
D
een ongewenste reactie bij een normaal gebruik

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welke medicatiefouten worden er veel gemaakt?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Te laat gegeven
B
Verkeerde cliënt
C
Te hoge of lage doseringen
D
Verkeerde combinaties

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie heeft de bevoegdheid om medicatie uit te schrijven?
A
De arts
B
De verpleegkundige
C
De verzorgende
D
De apotheek

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doe je als eerste als er een medicatiefout is gemaakt?
A
Melden bij leidinggevende
B
MIC invullen
C
Huisarts/arts raadplegen
D
Onderzoeken waarom het fout gegaan is

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De reden waarom iemand een medicijn voorgeschreven krijgt noemen we een:
A
contra-indicatie
B
indicatie

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld van een symptoombestrijder is ......
A
Antibiotica
B
Hormonen
C
Pijnstiller
D
Maagmiddel

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Medicatie die oraal of rectaal wordt ingenomen noemen we een ....... toediening
A
Enterale
B
Parenterale

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oraal betekent..
A
medicijnen via de anus
B
medicijnen via de huid
C
medicijnen via een injectie
D
medicijnen via de mond

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat heb je geleerd van deze les

Slide 46 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 47 - Video

Deze slide heeft geen instructies