Les week 3 (feiten, meningen en argumenten)

Welkom 2VE1
De laatste les-les van het schooljaar: 

Meningen, argumenten en tegenargumenten

Maar eerst...

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Welkom 2VE1
De laatste les-les van het schooljaar: 

Meningen, argumenten en tegenargumenten

Maar eerst...

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van deze les...
-Weet je het verschil tussen feiten en meningen.
-Kun je je mening kracht bijzetten door een 
argument of tegenargument.
-Ken je nog een aantal verbindingsmanieren


Slide 2 - Tekstslide

Feiten

Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is: 
– Het Paleis op de Dam staat in Amsterdam.
– Het Paleis op de Dam heeft een knaloranje voordeur.

De eerste zin is een voorbeeld van een waar feit; de tweede zin is een voorbeeld van een onwaar feit. Je kunt beide feiten controleren door naar de Dam in Amsterdam te gaan.

Slide 3 - Tekstslide

Meningen 
Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt. Met iemands mening kun je het eens of oneens zijn. 

Een mening herken je soms (maar lang niet altijd!) aan signaalwoorden als ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening, mijns inziens.

Slide 4 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van een mening

Slide 5 - Woordweb

Argumenten
Als iemand zegt waaróm hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij een argument.

Een argument herken je aan signaalwoorden als want, omdat, namelijk en immers: 
– Je zou dat blauwe jasje aan moeten doen naar het Lentefeest. (= mening) Dat staat je namelijk geweldig! (= argument)

Je gebruikt dus argumenten om je standpunt te onderbouwen. Deze argumenten kunnen vervolgens weer meningen of feiten zijn.

Slide 6 - Tekstslide

Wat is in de volgende zin het argument?

Ik heb een hekel aan de zomer, omdat het dan te heet is.

Slide 7 - Open vraag

Wat is in de volgende zin het standpunt?

Omdat mijn vader dan altijd zo lekker kookt, vind ik Pasen echt een leuke feestdag.

Slide 8 - Open vraag

Feit of mening?
Ajax is de beste club van Nederland.
A
Feit
B
Mening

Slide 9 - Quizvraag

Feit of mening?

In Arnhem wonen meer mensen dan in Nijmegen.
A
Feit
B
Mening

Slide 10 - Quizvraag

Opdracht
"Mobiele telefoons op middelbare scholen zouden verboden moeten worden"

Bedenk:
- Een argument voor eens met de bovenstaande uitspraak.
- Een argument voor oneens met bovenstaande uitspraak.


Slide 11 - Tekstslide

Een argument voor oneens met bovenstaande uitspraak

Slide 12 - Open vraag

Een argument voor eens met de bovenstaande uitspraak

Slide 13 - Open vraag

Verbindingsmanieren

Slide 14 - Tekstslide

Verbindingsmanieren
Middel-doel
Door middel van het houden een collecte (= middel) wil mijn buurvrouw zoveel mogelijk geld ophalen voor het Rode Kruis (= doel).

Oorzaak-gevolg 
Het regent (= oorzaak), waardoor ik nat word (= gevolg).

Slide 15 - Tekstslide

Verbindingsmanieren
Uitspraak-vergelijking
Sam heeft gekozen voor het kindermenu (= uitspraak), net als Job 
(= vergelijking).

Uitspraak-reden
Ik heb besloten meer aan sport te gaan doen (= uitspraak), omdat ik me de laatste tijd slap en futloos voel (= reden).

Slide 16 - Tekstslide

Voor de laatste keer: aan de slag!
Blok 5: Lezen
Maak opdracht 2. 

Slide 17 - Tekstslide