herhaling relative clauses

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Relative clauses:
The man ... car was stolen was on the news
A
which
B
whose
C
that
D
who

Slide 5 - Quizvraag

Relative Clauses:
The village in .........I lived had really changed
A
that
B
which
C
whom
D
who

Slide 6 - Quizvraag

relative pronouns 
1. ‘who’ refers tot
2. ‘which’ refers to
3. 'that’ refers to
4. 'whose' refers to
5. 'whom' refers to 
people after a preposition
animals and things 
possession/property
 (bezit)
people 
people and things without a komma. 

Slide 7 - Sleepvraag

als we extra informatie aan een zin toe voegen gebruiken we:
A
een comma & geen that
B
een comma & alleen that
C
geen comma & geen that
D
geen comma & alleen that

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

lever je geschreven tekst hier in
(copy/paste)

Slide 10 - Open vraag