Werkwoordspelling 4kgt

Werkwoordspelling

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen

Je beheerst de werkwoordspelling van het Nederlands.


Slide 2 - Tekstslide

Hoe spel je werkwoorden in de tegenwoordige tijd?

Slide 3 - Open vraag

Maak een zin met het werkwoord 'worden' in de gebiedende wijs.

Slide 4 - Open vraag

Hoe spel je werkwoorden in de verleden tijd?

Slide 5 - Open vraag

Spelling tegenwoordige tijd

Ik-vorm:            als ik voor of achter de pv staat, als jij/je achter de pv staat

Ik-vorm + t:      bij hij/zij/het (alle andere enkelvoudsvormen)

Hele ww:           bij meervoud


Let op: gebiedende wijs (kies de ik-vorm van het ww)


Ik word                      hij wordt / wordt zij

Word ik                      wij worden

Word jij / je              

Slide 6 - Tekstslide

Spelling verleden tijd

Sterke werkwoorden (klankveranderend)

Schrijf zo kort mogelijk op!


Zwakke werkwoorden (klankvast)

Gebruik 't k o f s ch i p -x

1 Zoek de stam van het werkwoord en kijk naar de laatste letter

- Staat de laatste letter in 't kofschip-x?  + te(n)

- Staat de laatste letter NIET in 't kofschip-x? + de(n)

2 Schrijf de ik-vorm van het werkwoord op en plak daarachter -te(n) of -de(n)

Slide 7 - Tekstslide

Oefenen werkwoordspelling tt/vt

1 De raket (verwoesten) afgelopen week een moskee in Istanbul.

2 Dat (gebeuren) eigenlijk nooit!

3 Terwijl Marc in zijn schrift de vraag (beantwoorden), (racen) Jonas naar de deur. (vt)

4 (worden) zo snel mogelijk groot.

5 Meneer Visser (snowboarden) over de witte pistes.

Slide 8 - Tekstslide

Antwoorden

1 De raket verwoestte afgelopen week een moskee in Istanbul.

2 Dat gebeurt eigenlijk nooit!

3 Terwijl Marc in zijn schrift de vraag beantwoordde, racete Jonas naar de deur.

4 Word zo snel mogelijk groot.

5 Meneer Visser snowboardy over de witte pistes.

Slide 9 - Tekstslide

Welke werkwoorden (met spellingregels) ken je nog meer?

Slide 10 - Open vraag

Andere werkwoordsvormen

- Voltooid deelwoord (hulpwerkwoord hebben / zijn)

Eindigt op -en, -d of -t (langer maken)

- Infinitief (hele werkwoord)

- Engelse werkwoorden (gebruik 't kofschip-x)

- Bijv. nw. afgeleid van een voltooid deelwoord

De fiets is gestrand - de gestrande fiets

De vaas is vergeten - de vergeten vaas.


Slide 11 - Tekstslide

Er is deze week weer veel (gebeuren).
A
gebeurt
B
gebeurdt
C
gebeurd

Slide 12 - Quizvraag

De raket (verwoesten vt) het kwartier van de (overrompelen) vijand.

A
verwoest, overrompelende
B
verwoestte, overrompelde
C
verwoeste, overrompelende
D
verwoeste, overrompelde

Slide 13 - Quizvraag

Omdat de keeper zo (stuntelen vt), (vergroten vt) hij op een eenvoudige manier de voorsprong.

A
stuntelde vergrote
B
stundelte vergrote
C
stuntelde vergrootte
D
stuntelt vergroot

Slide 14 - Quizvraag

Annette (deleten vt) het (downloaden) programma.

A
delette gedownloade
B
deletete gedownloade
C
delette gedownloadde
D
deletete gedownloadde

Slide 15 - Quizvraag

Huiswerk


werkwoordsdpelling

Slide 16 - Tekstslide