In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Hoe lopen de veldlijnen
A
Van zuid naar noord
B
Van noord naar zuid
Slide 1 - Quizvraag
Waar kunnen we het magnetisme mee vergroten. meerdere antwoorden
A
Stroom verhogen
B
Meer windingen
C
zacht staal
D
permanent magneet
Slide 2 - Quizvraag
Bij wisselstroom blijven de polen van het magnetisch veld gelijk.
A
juist
B
onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Het magnetisch veld van een elektromagneet is het sterkst op wisselstroom.
A
juist
B
onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Een ijzeren kern in de spoel versterkt het magnetisch veld van de elektromagneet.
A
juist
B
onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Door het aansluiten van de weerstand neemt de stroomsterke af. Wat is dus het gevolg van het aansluiten van de weerstand?
A
Er is een lager spanningsverschil op de batterij.
B
Er stromen meer elektronen naar de lamp.
C
Er stromen minder elektronen naar de lamp.
Slide 6 - Quizvraag
Hiernaast staan 3 beschrijvingen van een magneet. Magneet ....... is het sterkst, want..........................................................
9
Slide 7 - Open vraag
Hoe lopen de veldlijnen boven en onder Twee antwoorden
A
boven van links naar rechts
B
boven van rechts naar links
C
onder van rechts naar links
D
onder van links naar rechts
Slide 8 - Quizvraag
Oefenopdracht: Een vierkante draadspoel met honderd windingen met zijde l =5,00 cm en een totale weerstand van 100 ohm, wordt loodrecht op een homogeen magnetisch veld van 0,600 T geplaatst, zie de afbeelding hiernaast. Deze spoel wordt met constante snelheid in 0,100 s naar rechts getrokken, waar het magneetveld gelijk is aan 0. A. Bereken de inductiespanning die ontstaat.
Oefenopdracht:
Een vierkante draadspoel met honderd windingen met zijde l = 5,00 cm en een totale weerstand van 100 ohm, wordt loodrecht op een homogeen magnetisch veld van 0,600 T geplaatst, zie de afbeelding hiernaast. Deze spoel wordt met constante snelheid in 0,100 s naar rechts getrokken, waar het magneetveld gelijk is aan 0.
A. Bereken de inductiespanning die ontstaat. Noteer je antwoord hieronder.
Slide 9 - Open vraag
Oefenopdracht vervolg:
Een vierkante draadspoel met honderd windingen met zijde l = 5,00 cm en een totale weerstand van 100 ohm, wordt loodrecht op een homogeen magnetisch veld van 0,600 T geplaatst, zie de afbeelding hiernaast. Deze spoel wordt met constante snelheid in 0,100 s naar rechts getrokken, waar het magneetveld gelijk is aan 0.
B. Bereken de inductiestroom. Noteer je antwoord hieronder.
Slide 10 - Open vraag
Van magneet 1 is de noordpool rood en de zuidpool wit. Magneet 2 is helemaal blauw. Hoe kun je erachter komen welke kant van de blauwe magneet de noordpool is? Schrijf het stap voor stap op.
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Tekstslide
Wat moet er op de puntjes staan: Een langere stroomdraad heeft een ... weerstand dan een kortere. Een dikke stroomdraad heeft een ... weerstand dan een dunnere.
A
grotere, grotere
B
grotere, kleinere
C
kleinere, grotere
D
kleinere, kleinere
Slide 13 - Quizvraag
Als je de weerstand vergroot en de spanning gelijk houdt wordt de stroomsterkte:
A
groter
B
kleiner
C
blijft gelijk
Slide 14 - Quizvraag
Sleep de namen naar de juiste beschrijving
Laat maar in 1 richting stroom door
Weerstand neemt toe als de temperatuur toeneemt
Weerstand neemt af als de temperatuur toeneemt
Een constante weerstand
Weerstand neemt af als de lichtintensiteit toeneemt
LDR
Ohmse weerstand
NTC
PTC
Diode
Slide 15 - Sleepvraag
Oefenopdracht deel 2: Een vierkante draadspoel met honderd windingen met zijde l = 5,00 cm en een totale weerstand van 100 ohm, wordt loodrecht op een homogeen magnetisch veld van 0,600 T geplaatst, zie de afbeelding hiernaast. Deze spoel wordt met constante snelheid in 0,100 s naar rechts getrokken, waar het magneetveld gelijk is aan 0. A. Bereken de inductiespanning die ontstaat. Noteer je antwoord hieronder.
Oefenopdrachtvervolg:
Een vierkante draadspoel met honderd windingen met zijde l = 5,00 cm en een totale weerstand van 100 ohm, wordt loodrecht op een homogeen magnetisch veld van 0,600 T geplaatst, zie de afbeelding hiernaast. Deze spoel wordt met constante snelheid in 0,100 s naar rechts getrokken, waar het magneetveld gelijk is aan 0.
C. Wat is de richting van de inductiestroom?
A
Linksom
B
Rechtsom
Slide 16 - Quizvraag
Als je de spanning vergroot en de weerstand gelijk houdt wordt de stroomsterkte:
A
groter
B
kleiner
C
blijft gelijk
Slide 17 - Quizvraag
Wat moet er zijn zodat er (inductie)spanning ontstaat waardoor de lamp gaat branden? Geef je antwoord in één woord.
Slide 18 - Open vraag
Leo sluit een fietsdynamo aan op een platte batterij. Hij draait aan het wieltje van de dynamo. Het wieltje draait erg zwaar. Hoe komt het dat het wieltje van de dynamo zo zwaar draait?
Slide 19 - Open vraag
De algemene regels van de gemeente Veldhoven zijn te vinden in een:
A
beschikking
B
verordening
Slide 20 - Quizvraag
Opgave 2
Stel vergelijkingen op voor de stromen I1 en I2
Slide 21 - Tekstslide
Opgave 3
Vervang U1 en U2 door stroombronnen en bereken de klemspanning.
Slide 22 - Tekstslide
De algemene regels van de gemeente Veldhoven zijn te vinden in een:
A
beschikking
B
verordening
Slide 23 - Quizvraag
Opgave 3
Bereken de onbelaste klemspanning.
Slide 24 - Tekstslide
Opgave 1
Stel een vergelijking op voor de stroom I en bereken de stroom I.