Les 5 bijwoordelijke bepaling

Zinsontleden les 5:
Bijwoordelijke
 bepaling en
herhaling alle
zinsdelen

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Zinsontleden les 5:
Bijwoordelijke
 bepaling en
herhaling alle
zinsdelen

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Bijwoordelijke bepaling en herhaling alle zinsdelen
  • Na deze les weet wat een bijwoordelijke bepaling is en hoe je deze kunt vinden
  • En je kunt een hele zin ontleden!
  • Na de uitleg: zelf oefenen, huiswerkcontrole en nakijken     vraag 1 t/m 5

Slide 2 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling I
  • Een bijwoordelijke bepaling (bwb) geeft antwoord op vragen als: Waar? Waarheen?Waarover? Waarom? Waardoor? Waarvandaan? Wanneer? Hoe?
  • Een bijwoordelijke bepaling zegt iets over het gezegde
  • Voorbeelden: 
  •  1) In dat huis daar woont een wereldberoemde popster. (Waar?)
  •  2) Koningsdag valt op 27 april. (Wanneer?)
  •  3) Sommige leerlingen komen met het ov naar school. (Hoe?                     Waarheen?) 

Slide 3 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling II: ook bwb zijn
  1. Woorden als: niet, wel, zeker, absoluut, allicht, natuurlijk, mischien, vermoedelijk, waarschijnlijk
  2. De woorden waarmee je een bwb zoekt: (waar, wanneer, waarheen, waarom, waardoor, hoe, enzovoort)
  3. zinsdelen die nog overblijven, zijn bwb

  • -> let op: soms bevat een zin geen enkele bwb, soms één, soms meer dan één!
  • uitlegfilmpje:

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Wat zijn de stappen die je zet als je een zin gaat ontleden en in welke volgorde?

Slide 6 - Open vraag

Stappenplan zinsontleding
  • stap 1: pv
  • (stap 2:  zinsdeelstreepjes)
  • stap 3:  ow
  • stap 4: gezegde (ww/ng)
  • stap 5:  lv
  • stap 6: mv
  • stap 7: bwb


Slide 7 - Tekstslide

Even oefenen...

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de pv in de volgende zin:

'Frank heeft Marieke met Valentijnsdag een prachtige, rode roos gegeven.'
A
Frank
B
Marieke
C
heeft
D
heeft gegeven

Slide 9 - Quizvraag

Uit hoeveel zinsdelen bestaat de zin:

'Frank heeft Marieke met Valentijnsdag een prachtige, rode roos gegeven.'
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 10 - Quizvraag

Wat is ow in de volgende zin:

'Frank heeft Marieke met Valentijnsdag een prachtige, rode roos gegeven.'
A
Frank
B
Marieke
C
Valentijnsdag
D
roos

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het gezegde in de zin:
'Frank heeft Marieke met Valentijnsdag een prachtige, rode roos gegeven.'
A
ng: Frank
B
wg: heeft gegeven
C
wg: heeft
D
ng: Frank heeft

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het lv in de zin:
'Frank heeft Marieke met Valentijnsdag een prachtige, rode roos gegeven.'
A
Marieke
B
roos
C
een prachtige, rode roos
D
Valentijnsdag

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het mv in de zin:
'Frank heeft Marieke met Valentijnsdag een prachtige, rode roos gegeven.'
A
Marieke
B
roos
C
met Valentijnsdag
D
Valentijnsdag

Slide 14 - Quizvraag

Wat is / zijn de bwb's in de zin:
'Frank heeft Marieke met Valentijnsdag een prachtige, rode roos gegeven.'
A
Marieke
B
roos
C
met Valentijnsdag
D
Valentijnsdag

Slide 15 - Quizvraag

Tot slot: Hoeveel bwb's zitten er in de zin:
'Tegen elven sloegen tijdens de heftige storm vanwege springtij vijf schepen los en deze dreven de open zee op.'
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 16 - Quizvraag

Vragen? 

Slide 17 - Tekstslide

Aan het werk
  • maak de opdrachten van les 5
  • huiswerkcontrole

Slide 18 - Tekstslide