3THo - les 4

Welkom 3Ha
Nederlands

Ga alvast naar LessonUp en doe mee met de les.
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom 3Ha
Nederlands

Ga alvast naar LessonUp en doe mee met de les.

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Bespreken huiswerk
  • Start Lezen H2
  • Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Bespreken huiswerk
Eerst: controle met Het Rad

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 2
1 IKEA (of: het ontstaan van IKEA / de geschiedenis van IKEA)
3 verleden-heden(-toekomst)structuur – Dat zie je aan de tijdsaanduidingen: de tekst begint in het verleden: 1943 (al. 1), 1945 (al. 2), 1948 (al. 3) enzovoort en loopt door naar het heden en de toekomst: in de jaren tachtig (al. 5), Tien jaar later (al. 5), rond het millennium (al. 5) en Binnenkort (al. 6). Ook formuleringen als: de eerste winkel (al. 4), groeit maar door (al. 5), Ondertussen (al. 5) laten zien dat de tekst een ontwikkeling in de tijd beschrijft. 

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 2
4 a bolwerken (al. 2): klaarspelen; ervoor zorgen dat iets lukt
b assortiment (al. 3): alle artikelen die een winkel verkoopt
c het hoofd bieden (al. 3): bestrijden; zich verzetten tegen
d concept (al. 4): plan; idee
e innoveren (al. 5): vernieuwen
f tolereert (al. 5): toelaat; goedkeurt
g met het oog op (al. 6): met de gedachte aan
h normaliter (al. 6): gewoonlijk; meestal [NB: bij de uitspraak ligt de klemtoon op de tweede lettergreep: normáliter]
i gelimiteerde (al. 8): beperkte
j staat buiten kijf ((al. 8): is wel zeker

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 2
5 De naam bestaat uit de voorletters van Ingvar Kamprad (IK), de boerderij waar hij is opgegroeid Elmtaryd (E) en het plaatsje waar de boerderij stond: Agunnaryd (A).
6 Een postorderbedrijfje is een bedrijfje dat bestelde artikelen (orders) via de post laat thuisbezorgen.
7 Vóór 1958 had IKEA geen winkels, vanaf 1958 wel: de eerste winkel wordt dan geopend in Älmhult.
8 tijdloze meubels, die nog altijd onderdeel zijn van het assortiment (en die iedereen kent)
9 arbeidsvoorwaarden

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 2
10 De apostrofs geven aan dat het hier niet ‘echt’ om een collectie gaat die in een raket of een woning op de maan zou moeten passen. Het gaat meer om een collectie die in elke kleine ruimte past. Zie ook de laatste zin van alinea 6 en de eerste zin van alinea 8.

11 middel: een paar dagen opsluiting in het Mars Desert Research Station in Utah;
doel: het zo goed mogelijk ontwikkelen van een collectie meubels die ons in een beperkte omgeving waar weinig (mogelijk) is, toch het gevoel van ‘thuis’ geeft

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 4
1 Jetlag is het verschijnsel dat je lichaam nog niet gewend is aan een tijdzone waarin dag en nacht op een ander moment (vroeger of later) vallen dan in je ‘eigen’ tijdzone.
3 De tekst heeft een probleem-oplossingstructuur. – toelichting: In alinea 1 wordt het probleem genoemd (jetlag) én de gevolgen (gaapaanvallen en slapeloosheid op de verkeerde momenten). In alinea 2 komt de oorzaak aan de orde (ons lichaam past zich te traag aan aan andere tijdzones, met als gevolg dat we een paar dagen van slag zijn). In de alinea’s 3 tot en met 6 komen verschillende manieren aan de orde om het probleem op te lossen of minder groot te maken (zie het antwoord op vraag 10).
4 Het laatste deel van het schema: de beste oplossing. (Die is er namelijk niet.)

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 4
5 a scherp (al. 1): slim; intelligent; snel reagerend
b onmiskenbaar (al. 1): overduidelijk
c genen (al. 2): deeltjes van lichaamscellen, die erfelijke eigenschappen in zich dragen
d van slag (al. 2): ¬in de war
e emeritus (al. 3): gepensioneerde
f crux (al. 4): het punt waar het om gaat; kernprobleem
g verder van huis (al. 5): meer in de problemen
h loont (al. 6): is de moeite waard
6 (1) biologische klok; (2) biologische kalender

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 4
7 (1) De biologisch klok stelt ons lichaam (onder invloed van het daglicht) optimaal af op de dag, zodat we op de juiste momenten aan activiteit en rust toekomen.
(2) De biologische kalender corrigeert ons ritme voor de seizoenen en voorkomt zo dat we in de zomer heel kort en in de winter heel lang slapen.
8 Dit is een structurerende zin omdat hij (zonder het nadrukkelijk te zeggen) een aantal manieren aankondigt die helpen tegen een jetlag.
(1) Neem voldoende rust. (al. 3)
(2) Versterk je eet- en slaapritme. (al. 3)
(3) Bereid je mentaal en fysiek voor op de reis. (al. 3)
(4) Neem middelen mee die het slapen onderweg bevorderen. (al. 4)
(5) Houd bij een kort verblijf in een andere tijdzone op de plek van bestemming het ritme van thuis aan. (al. 4)
(6) Pas je bij een lang verblijf in een andere tijdzone thuis al aan aan het ritme van de plek van bestemming. (al. 5 en 6)

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 4
10 In het geval van een kort verblijf in een andere tijdzone. Met een slaapmasker en een zonnebril kun je je ogen beschermen tegen daglicht en sterk kunstmatig licht, en dat helpt om je thuisritme aan te houden.

11 informeren – toelichting: De schrijver van de tekst wil dat je iets te weten komt, namelijk wat je kunt doen om de kans op een jetlag zo klein mogelijk te maken.

Slide 11 - Tekstslide

Lezen Hoofdstuk 2
Vaste tekststructuren

Slide 12 - Tekstslide

Welke tekststructuren ken je nog uit het vorige hoofdstuk?

Slide 13 - Open vraag

Een tekst met als onderwerp: 'Carnaval door de eeuwen heen' heeft waarschijnlijk een...
A
verleden-heden-toekomststructuur
B
verklaringsstructuur
C
probleem-oplossings structuur

Slide 14 - Quizvraag

Inleiding: onderwerp
Middenstuk: het onderwerp vroeger en nu
slot: conclusie en blik op de toekomst

Deze indeling hoort bij de volgende structuur:
A
probleem-oplossingsstructuur
B
verklaringsstructuur
C
verleden-heden-toekomststructuur

Slide 15 - Quizvraag

Een tekst met als onderwerp: 'Alcoholgebruik onder jongeren' heeft waarschijnlijk een...
A
verleden-heden- toekomst-structuur
B
probleem-oplossings structuur
C
verklaringsstructuur

Slide 16 - Quizvraag

Tekststructuren deel 2
Argumentatiestructuur 
Aspectenstructuur 
Verklaringsstructuur
Voor- en nadelenstructuur 

Slide 17 - Tekstslide

Argumentatiestructuur
  • Inleiding: standpunt
  • Middenstuk: argumenten voor het standpunt // tegenargument // weerlegging
  • Slot: herhaling stelling // beantwoorden van de vraag 

Argumentatiestructuur (bijv. een artikel met de titel "Het vaccineren van kinderen is onzin") 

Slide 18 - Tekstslide

Aspectenstructuur
  • Inleiding: onderwerp
  • Middenstuk: diverse aspecten van het onderwerp
  • Slot: samenvatting 

Aspectenstructuur (bijv. een artikel met de titel "Welke invloed heeft het Coronavirus op jongeren?" 

Slide 19 - Tekstslide

Voor-nadelenstructuur
  • Inleiding: vraag of stelling
  • Middenstuk: voordelen// nadelen
  • Slot: afweging // conclusie 

Voor- nadelenstructuur (bijv. een artikel met de titel "Wat zijn de voor- en nadelen van het vaccineren van jongeren?")

Slide 20 - Tekstslide

Vraag-antwoordstructuur
  • Inleiding: vraag
  • Middenstuk: antwoord 
  • Slot: samenvatting of conclusie 

vraag-antwoordstructuur (bijv. een artikel met de titel "Welke maatregelen kan ik zelf treffen tegen het coronavirus?")

Slide 21 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
Argumentatiestructuur
Aspectenstructuur
Vraag-antwoordstructuur
Voor- en nadelenstructuur 

Slide 22 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
Argumentatiestructuur
Aspectenstructuur
Vraag-antwoordstructuur
Voor- en nadelenstructuur 

Slide 23 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
Argumentatiestructuur
Aspectenstructuur
Vraag-antwoordstructuur
Voor- en nadelenstructuur 

Slide 24 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
Argumentatiestructuur
Aspectenstructuur
Vraag-antwoordstructuur
Voor- en nadelenstructuur 

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdracht 1 en 2 van Lezen H2.

Slide 26 - Tekstslide