H7.3 Woordformules

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

hoofdstuk 7.3
Woordformules

Slide 2 - Tekstslide

Woordformule
In een woordformule staat op een korte en handige manier hoe je iets berekent. Ofwel een regel in woorden met wiskundige symbolen opgeschreven.

Bijvoorbeeld:   huurprijs fiets = 5 + 2 x aantal uren

Let op je uitwerking en de notatie!
Een formule heeft 
twee onbekenden.

Slide 3 - Tekstslide

Volgorde bij berekeningen
Stappenplan
  1. Vermenigvuldigen en Delen (v.l.n.r)
  2. Optellen en Aftrekken (v.l.n.r)


Slide 4 - Tekstslide

Een formule opstellen
Nada wil de vloer in de badkamer opnieuw laten betegelen. De tegels kosten €15,- per m2. Ze laat de tegels bezorgen, dat kost haar €25 euro extra. 

  1. Als jezelf een formule op moet stellen bij een beschrijving is het makkelijk om de regel in woorden op te schrijven, zoals:
  2. De totale kosten is het aantal m2 tegels keer 15 euro plus 25 euro bezorgkosten.
  3. Wiskundig opgeschreven:
  4.                    kosten € =  15 x  mtegels + 25

Slide 5 - Tekstslide

Nog een keer oefenen
Voorbeeld:
Een doe-het-zelf-winkel verhuurt boormachines voor een vast bedrag van €20. daar boven op komt nog €6 voor elke dag dat je de boormachine huurt. Stel een formule op waarmee je de totale kosten kunt berekenen.

Slide 6 - Tekstslide

Een doe-het-zelf-winkel verhuurt boormachines voor een vast bedrag van €20. daar boven op komt nog €6 voor elke dag dat je de boormachine huurt. stel een formule op waarmee je de totale kosten kunt berekenen.

Slide 7 - Open vraag

Voorbeeld woordformule
Bedrag in € = 10 + 2 x aantal weken
  • Hoeveel geld heeft Jantje na 10 weken?
  • Bedrag in € = 10 +2 x 10 = 10 + 20 = 30

Slide 8 - Tekstslide

Begingetal en stijggetal
Bedrag in € = 10 + 2 x aantal weken
Begingetal
Stijggetal

Slide 9 - Tekstslide

Begingetal en daalgetal
 lengte kaars in cm = 50 - 2 x aantal branduren
Begingetal
Daalgetal

Slide 10 - Tekstslide

Kosten in € = 2,50 + 0,25 x aantal foto's.
Het beginwaarde is:
A
2,50
B
0,25
C
Kosten in €
D
aantal foto's

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de beginwaarde in de formule van Sietske?
A
15
B
250

Slide 12 - Quizvraag

Inkomsten in € = 0,25 x aantal abonnees + 14
Wat is het stijggetal?
A
0,25
B
14
C
Weet ik niet

Slide 13 - Quizvraag

Kosten in € = 3 + 5 x aantal mensen
Wat is het begingetal?
A
3
B
5
C
Weet ik niet

Slide 14 - Quizvraag

Vragen?

Slide 15 - Woordweb

temperatuur = 25 - 0,2 x tijd in munten
Wat is het daalgetal?
A
25
B
0,2
C
Weet ik niet

Slide 16 - Quizvraag

Marlies laat foto's afdrukken. De bezorgkosten zijn 2 euro. Per foto kost het 0,50 euro.

Slide 17 - Open vraag

Leg uit wat er gebeurt met het bedrag op de spaarrekening per maand

Slide 18 - Open vraag

Hoe kun je zien aan de formule van Dick dat deze stijgt?

Slide 19 - Open vraag

Tabel bij een formule tekenen 
Stap 1   Noteer de formule in je schrift.
Stap 2  Teken een tabel met potlood en geodriehoek.

Stap 3  Zet bij de bovenste rij de hetgeen die je invult in de formule.
Stap 4  Zet bij de onderste rij hetgeen je wilt berekenen met de formule.

Stap 5  Noteer in de bovenste rij de getallen die je wilt invullen in de formule.
Stap 6  Vul de getallen in de formule in en bereken. 
           Noteer de uitkomst in de onderste rij van je tabel.
hetgeen
Dit is de grootheid met de bijbehorende eenheden.

Slide 20 - Tekstslide

Grafiek bij een formule tekenen
Stap 1   Noteer de formule in je schrift.
Stap 2  Teken een tabel bij de formule (zie stappenplan tabel tekenen).

Stap 3   Stapgrootte assen bepalen, gebruik eventueel een zaagtand.
Stap 4   Assen benoemen (Waar gaat het over? grootheden/eenheden).

Stap 5   Punten uit de tabel in het assenstelsel tekenen.
Stap 6   Verbind de punten met elkaar. Je tekent nu de grafiek.

Slide 21 - Tekstslide

Grafiek tekenen

Slide 22 - Tekstslide

Te maken opdrachten
H7.3: opgaven 19 t/m 26
Ben je klaar tijdens de les kan je verder met NUMO
  

- Netjes uitwerken in je werkboek




verplicht te doen

Slide 23 - Tekstslide

Lineaire formule
Een grafiek is een tekening in een assenstelsel.

Een rechte lijn als grafiek heet een lineaire grafiek

De formule bij zo'n grafiek heet een lineaire formule.

Slide 24 - Tekstslide

Formule opstellen of maken
Onderstaand stappenplan kun je gebruiken bij een tekst, tabel, grafiek of twee gegeven punten.

Stap 1   Maak een tabel bij de grafiek. Vul hierin twee roosterpunten. (Of neem deze over)
Stap 2   Lees de beginwaarde af of bereken deze.

Stap 3  Is de grafiek een stijgende of dalende lijn?
Stap 4  Hoeveel stijgt of daalt de grafiek per horizontale stap van 1? 
          Dit noemen wij de stapgrootte of hellingsgetal.

Stap 5 Maak de formule
          Vervang de onderstaande woorden voor wat je nu weet.


Op welke punt raakt de grafiek de verticale as?
Wat wil je berekenen? = beginwaarde +/- stapgrootte x Wat weet je? 
Wat staat er bij de verticale as?
Wat staat staat er bij de onderste rij?
Wat staat er bij de horizontale as?
Wat staat er bij de bovenste rij?

Slide 25 - Tekstslide

Vergelijken met grafieken
Een snijpunt is het punt waar 
de grafieken elkaar snijden.


Slide 26 - Tekstslide