Lesson Monday 6 December prepositions

Stijn
Cas
Daan
Samya
Tuana
Tygo 
Arthur 
Coen
Jayden 
Amber 
Luit 
Jenny 
Luceen 
Ayda 
Jasmin 
Valentijn 
Stefan 
Jelle 
Wessel 
Fouad 
Elias 
Ece 
Teacher 
Blackboard 
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
English

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Stijn
Cas
Daan
Samya
Tuana
Tygo 
Arthur 
Coen
Jayden 
Amber 
Luit 
Jenny 
Luceen 
Ayda 
Jasmin 
Valentijn 
Stefan 
Jelle 
Wessel 
Fouad 
Elias 
Ece 
Teacher 
Blackboard 

Slide 1 - Tekstslide

Plan 
  • CNN 10 minutes 
  • Grammar 5 prepositions of time and place  
  • Planner , ex 31 must be done properly!! (at least 75 words, Past Perfect and prepositions of time and place included!!)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

1

Slide 4 - Video

00:31
How about we meet .. la rev .. 19.30 (1x)

Slide 5 - Open vraag

5

Slide 6 - Video

01:39
You're connecting ... Dallas to >

Slide 7 - Open vraag

01:43
You need to be ... gate 32 in four minutes.

Slide 8 - Open vraag

02:11
It has my passport .. it.

Slide 9 - Open vraag

02:56
like you're always .. the office.

Slide 10 - Open vraag

03:10
written .. your arm?

Slide 11 - Open vraag

used for specific times of day and holidays.
used for days of the weeks and dates
used for months, years, seasons and parts of the day
used for surfaces, public transport and roads/ streets/ rivers.
used for general places, cities/countries and things inside an area or space.
used for specific locations or particular places.
AT (time)
AT (place)
ON (place)
ON (time)
IN (time)
IN (place)

Slide 12 - Sleepvraag

in
on
at
the first of December
my first birthday
the classroom
the roof of the car
the trainstation
2020
the late evening
8 p.m.
Jeruzalem
The United States
the train
summer
January
my birthday party

Slide 13 - Sleepvraag

on

tijd: dagen van de week en data.

plaats: oppervlaktes, openbaar vervoer, straten en rivieren
in

tijd: maanden, jaren, seizoenen en delen van een dag.

plaats: steden, landen, in een gebouw of ruimte.
at

tijd: specifieke tijd op een dag en feestdagen.

plaats: specifieke plek, niet iets algemeens.
bijvoorbeeld met een lidwoord ervoor.

Slide 14 - Tekstslide

time: use the triangle
at = specifieke tijden/feestdagen

 on = op een specifieke dag

in = heel breed, jaren, maanden, weken, etc. 
 Je kan dit ook gebruiken bij plaatsen. At = specifiek (naam, adres, plaats > on = minder specifieke straat > in = heel breed steden, gebieden, landen

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Now
Planner , ex 31 must be done properly!! (at least 75 words, Past Perfect and prepositions of time and place included!!)
Done?
Ask me for a vocabulary sheet "crime"

Slide 17 - Tekstslide

Irregular verbs pt 1

Hoe goed ken je de onregelmatige werkwoorden?
Vul de juiste vorm van de past participle in (zonder had)

Slide 18 - Tekstslide

Irregular verbs
write - wrote - ............

Slide 19 - Open vraag

Irregular verbs
do - did - ............

Slide 20 - Open vraag

PT 2

Kies of de woorden past simple (2e rijtje), past participle (3e rijtje) of infinitive (hele werkwoord) zijn. 

Slide 21 - Tekstslide

past participle
simple past
was/were

forbidden
broken
chose
known

Slide 22 - Sleepvraag

In deze opdracht moet je aangeven of het woord onderaan een infinive, past simple of past participle is.
Infinitive
past simple
Past participle
Be
was / were
Been

Slide 23 - Sleepvraag

In deze opdracht moet je aangeven of het woord onderaan een infinive, past simple of past participle is.
Infinitive
past simple
Past participle
begin
began
begun

Slide 24 - Sleepvraag

In deze opdracht moet je aangeven of het woord onderaan een infinive, past simple of past participle is.
Infinitive
past simple
Past participle
go
went
gone

Slide 25 - Sleepvraag

Kan je nou ook de past perfect invullen?

Vul je antwoord zo in:

had come, went
stopped, had lived

Slide 26 - Tekstslide

After I __________ (to brush) my teeth, I _______ (to use) some mouthwash to make sure my breath was fresh.

Slide 27 - Open vraag

I _________ (to find out) that I __________ (to leave) my shirt in the washer.

Slide 28 - Open vraag

After I __________ (to wait) for a few minutes, I ________ (to see) that my shirt was inside out.

Slide 29 - Open vraag

when I _____ (to come) back, the waiter _________ (to give) my table to someone else.

Slide 30 - Open vraag

I _______ (to go) to the men's room after we ________ (to eat).

Slide 31 - Open vraag

Irregular verbs
take - took - ............

Slide 32 - Open vraag

Irregular verbs
beat - beat - ............

Slide 33 - Open vraag

Irregular verbs
see - saw - ............

Slide 34 - Open vraag

Prepositions of place
- Geeft aan waar iets gebeurd
On: openbaar vervoer en iets ligt ergens bovenop
My phone is on the table.
In: plekken in de natuur, landen en als iets ergens in is
He took photos in the cathedral.
At: specifeke locaties, huisnummers en (namen van) gebouwen
I am at the station.

Slide 35 - Tekstslide

prepositions of time and place
Now practise!
Choose between in, at, on

Slide 36 - Tekstslide

My birthday is ____ January.
timer
0:20

Slide 37 - Open vraag

My mother has red lipstick _____ her lips.
timer
1:00

Slide 38 - Open vraag

I will meet them there __ 9 o'clock.
timer
0:20

Slide 39 - Open vraag

My mother is _____ the phone with my aunt.
timer
0:20

Slide 40 - Open vraag

I will go on holiday _______ three days.
timer
0:20

Slide 41 - Open vraag

Where will you be _______ New Year's day?
timer
0:20

Slide 42 - Open vraag

Slide 43 - Link

Slide 44 - Video