3(H)V: Literaire begrippen. Een mindmap maken.

Les literaire begrippen 
3(H)V
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Les literaire begrippen 
3(H)V

Slide 1 - Tekstslide

Opdracht: literaire mindmap
Voor deze opdracht ga je een mindmap maken over het boek dat je hebt gelezen. Je maakt gebruik van een liggend A2-papier.  Je noteert goed leesbaar de titel van je boek, met daarbij een beeld dat het boek typeert. Van hieruit ontspringen de zeven ‘takken’ van het vertelprocedé: Plot, personages, perspectief en vertelsituatie, tijd, stijl, motieven en thema. 

Hier volgt nu eerst uitleg, filmpjes en een oefening ter voorbereiding.


Slide 2 - Tekstslide

Plot
Wat zijn de belangrijkste gebeurtenissen in het boek, hoe hangen ze met elkaar samen en worden die open/gesloten beschreven. Voor details heb je geen ruimte; focus dus goed op de hoofdlijnen! 

Slide 3 - Tekstslide

Personages

Je hebt in een verhaal verschillende personages. Naast het benoemen van het soort personage, ga je ook hun rollen inzichtelijk maken. Kijk hiervoor de volgende video: 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Perspectief en vertelsituatie 
Je laat zien door wiens ogen jij het verhaal beleeft (een ‘ik+naam’; een ‘hij/zij+naam’; meerdere ‘ikken en/of hij/zij’s’?) én wie jou in het boek het verhaal vertelt. Laat ook zien waaruit dit in het boek blijkt (geef citaten). 
Bekijk het volgende filmpje voor meer uitleg over perspectief. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Tijd
In deze tak breng je het tijdgebruik van de schrijver in beeld. Ten eerste door de vertelde tijd in beeld te brengen; ten tweede door op de verteltijd in te gaan; en ten derde laat je de historische tijd zien waarin het verhaal speelt. Kijk het volgende filmpje voor meer uitleg:

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Stijl
In deze tak maak je duidelijk welk soort taal de schrijver inzet om zijn verhaal te vertellen. Schrijft hij/zij heel beeldend of juist heel kort en zakelijk? Realistisch of poëtisch? Met veel dialogen of heel indirect? Dit breng je hier in beeld.

Slide 10 - Tekstslide

Motieven
In deze tak maak je duidelijk welke zaken steeds terugkeren in het verhaal. Dit kunnen bijvoorbeeld bepaalde tegenstellingen, uitspraken, handelingen/acties, gedachtes of ideeën (van een personage) zijn.

Een voorbeeld: de voortdurende tweestrijd van de hoofdpersoon in het verhaal Dilemma; tussen outsider of populair zijn; vertellen of zwijgen; zijn eigen ideeën en de werkelijkheid; boeken en het journaal; zijn (enige) vriend of de massa etc.

Slide 11 - Tekstslide

Thema
In deze ‘eindtak’ maak je duidelijk waar het boek volgens jou écht over gaat. Wat zou er op een ‘teksttegeltje’ bij het boek kunnen? Alle andere takken moeten hier logischerwijs op aansturen.  

Bekijk de volgende video voor meer uitleg over thema en motief:

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Je gaat een fragment lezen uit het boek 
'De martelaren van Chatila' van Kare 
Bluitgen. Daarna wordt er een aantal 
vragen gesteld, waar je door oefent 
met de literaire begrippen. 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Kies twee woorden uit die jij vindt passen bij het verhaal: fictie, non-fictie, realistisch, niet-realistisch/fantasie.
Leg per woord met een voorbeeld uit het verhaal uit waarom jij dat vindt.

Slide 17 - Open vraag

Wie is de hoofdpersoon in dit verhaal?

Slide 18 - Open vraag

Vanuit welk perspectief/ vertelstandpunt is het verhaal geschreven?
A
ik-vertelsituatie
B
hij/zij-vertelsituatie
C
alwetende verteller
D
meervoudige vertelsituatie

Slide 19 - Quizvraag

Van welke persoon/personen krijgen wij de gedachten en gevoelens te lezen?
A
Martin
B
Jihad
C
Preben Hvid

Slide 20 - Quizvraag

Geef een citaat uit de tekst waar je gedachten of gevoelens van deze persoon/personen te lezen krijgt.

Slide 21 - Open vraag

Bijfiguren kunnen verschillende rollen hebben: helper, tegenstander.
Geef van beide een voorbeeld en leg uit waarom je voor deze personages gekozen hebt.

Slide 22 - Open vraag

Verloopt de tijd in dit verhaal chronologisch?
Leg uit waarom de tijd wel of niet chronologisch verloopt.

Slide 23 - Open vraag

Wat is de vertelde tijd van het fragment?

Slide 24 - Open vraag

Literaire mindmap
• Werk eerst een globale kladversie van je mindmap uit, voordat je aan je definitieve versie begint. Zo weet je precies hoeveel ruimte je waar nodig hebt voor je uitwerking
• Kies je uitwerking zorgvuldig en adequaat. Als je geen goede tekenaar bent, is het bijvoorbeeld beter om symbolen, foto’s of illustraties te gebruiken; als je geen goede speller bent, laat je iemand die dit wel goed kan je kladversie goed controleren op spelfouten etc.
• Kies zorgvuldig wat op je mindmap groot, klein, dik, dun etc. moet voor het beste en meest logische overzicht. De zeven hoofdtakken moeten bijvoorbeeld goed leesbaar zijn van een afstand, maar ook bepaalde namen en woorden zullen er op de een of andere manier uit moeten springen

Slide 25 - Tekstslide