Practicamos el verbo IR

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste vorm van IR
Bart ..... a la piscina
A
va
B
vas
C
voy
D
vamos

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mis abuelos..... a España de vacaciones.
A
vais
B
vamos
C
van
D
va

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bart y yo.....al supermercado.
A
vais
B
vamos
C
van
D
va

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Y tú ¿.....al instituto en Capelle?
A
vais
B
vas
C
van
D
va

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bart y tú ...... al centro comercial
A
vais
B
vamos
C
van
D
va

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


1) Mis compañeros de clase ...... a la fiesta del instituto.
2) Yo .............. a la casa de Ana.
3) Nosotros .......... a la parada del autobús.
4) ¿Vosotras ............ al cine?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies tussen "a la / al"
Mi madre va ...... tienda de ropa
A
al
B
a la

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies "a la / al"
1- Mañana vamos ........ instituto.
2- Los niños van ......... plaza.
3- Yo voy ...... banco.
4- Mis padres van .......... restaurante mexicano.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

welke persoonsvorm is het?
"vais a la piscina"
A
nosotros/as
B
ellos /ellas
C
vosotros/ as
D
él /ella

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welke persoonsvorm is het?
"va la piscina"
A
nosotros/as
B
ellos /ellas
C
vosotros/ as
D
él /ella

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welke persoonsvorm is het?
"van la piscina"
A
ellos/ ellas
B
nosotros/ as
C
vosotros/ as
D
él /ella

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welke persoonsvorm is het?
"va al centro comercial"
A
B
usted
C
ellos
D
ustedes

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nosotrossomos
Yo soy 
Ellos/ellas son 
tú eres 
él/ella es
Vosotros sois 
Wij zijn 
jij bent
ik ben
Hij/zij is 
Zij zijn 
Jullie zijn 

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

ellos/ellas
A
son
B
sois
C
somos
D
es

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

él/ella
A
son
B
soy
C
sois
D
es

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
es
B
eres
C
sois
D
sois

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verbo SER:
Yo
A
eres
B
sois
C
soy
D
es

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de vertaling van de werkwoord "Ser" naar de juiste plek!
(ik ben)
zij is
hij is
wij zijn
jij bent
jullie zijn
u bent
zij zijn
nosotros somos
yo soy
él es
ellos-ellas - ustedes son
ella es
vosotros sois
tú eres
usted es

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

voy 
vas
va
vamos 
vais
van
YO 
tú 
Carlos 
Mis amigos y yo
Javier y tú 
Sara y Javier 

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

1. Plaats in de zin
Paula no come nada - Paula zegt niets
¡Profe!, Daniel no hace nada - Juf, Daniel doet niets!

No hay nadie en casa - Er is niemand thuis 
No habla nadie durante la clase - Niemand praat tijdens de les

No voy nunca al cine - Ik ga nooit naar de bioscoop
No miento nunca - Ik lieg nooit



Slide 22 - Tekstslide

Wat valt jullie op. 

Wat is het verschil tussen het Spaans en het Nederlands?

Dubbele ontkenning! (schrijft op bord)
2. Plaats in de zin
No tengo hambre
Paula no dice nada 
No habla nadie durante la clase 
No voy nunca al cine 



LET OP de persoonsvorm!

Slide 23 - Tekstslide

Wat valt jullie op.

Waar staat no in de zin? voor de persoonsvorm

Waar staan nada, nadien en nunca in de zin? na de persoonsvorm
3. Plaats: Uitzondering
Marco nunca baila conmigo
Juan nunca duerme temprano
Pablo nunca hace sus deberes

Nadie tiene mi cuaderno
Nadie juega League of legends 
A nadie le gusta el 'lock-down'
 

Slide 24 - Tekstslide

We zien hier dat nunca en nadie gebruikt kunnen worden zonder no. Dan komen ze echter wel voor de persoonsvorm te staan.
26. a. Welke zin is ontkennend?
A
Me gusta ir a la escuela
B
El supermercado está cerca de mi casa
C
No tengo que hacer mis deberes
D
Cada día voy a la escuela a pie

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak ontkennend:
Mi casa está en el centro.

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke ontkenning is correct?
A
María no come nunca en el comedor
B
María come nunca en el comedor

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke ontkenning is correct?
A
Nunca escucha música
B
No nunca escucha música

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste vorm van de ontkenning:
Javier (nooit) _______ va al
instituto en tren.
A
nunca
B
nada
C
no
D
nadie

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke ontkenning is correct?
A
tengo no deberes
B
no tengo deberes

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de zin ontkennend?
La asignatura no es aburrida
A
juist
B
onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke ontkenning is correct?
A
María no come nunca en el comedor
B
María come nunca en el comedor
C
Nunca no María come en el comedor
D
No, María nunca come en el comedor.

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste ontkenning :
El autobús _______ (niet) llega al instituto

A
no
B
nunca

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste ontkenning:
(niemand) _______ tiene ganas de ir a la escuela
A
nunca
B
nadie

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke ontkenning is correct?
A
el profesor no dice nada
B
el profesor nada dice

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vertaal je waar staat je school?

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vertaal je: vind je geschiedenis leuk?

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Dagen van de week
Lunes
martes
miércoles
jueves
viernes
sábado
domingo
maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
zondag

Slide 38 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is in het Spaans het schoolvak "lichamelijke opvoeding/gym"
A
Educación Física
B
Expresión Física
C
Gimnasio
D
Educación Gimnasia

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

estúpido
bueno
gracioso
aburrido
duro
amable
streng
saai
goed
stom
aardig
grappig

Slide 40 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

FRASES CLAVES
¿Vas al instituto?
Tu profe de música, ¿es amable?
Ja, ik ga naar de middlebare school.
Is jouw muziekleraar/ -lerares aardig?
Sí, voy al instituto.
No, es duro/-a, pero mi profe de biología es muy amable.
Tu profe de música, ¿es amable?
Sí, voy al instituto.

Slide 41 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies