A2c, A2d - Un 4, 21-12 invalles

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Bienvenidos

Hoy es......

jueves.

¿Qué aprendiste la clase anterior?

Leerdoelen van dit hoofdstuk :

- je herhaalt de regelmatige ww

- je herhaalt gustar

- je leert de onregelmatige ww: hacer, jugar, salir, ir

- je leert de wederkerende ww : levantarse en acostarse

- je leert praten over activiteiten en hobby's, kloktijden en dagen van de week

- je leert zeggen hoe vaak je iets doet

- je leert de uitspraak en spelling van de z,s,c

El programa de 21 de diciembre

• 5 min    - Terug-/vooruitblik
• 5 min    - Test 





• 10 min   - Corregir los deberes
• 10 min  - Leer y escuchar (TB p. 65)


• 15 min  - Hablar - p. 29 (entrevista)
• 5 min    - ¿Preguntas sobre el test?








• 10 min   - Bingo/ Werkwoordenspel





• Los deberes/ evaluación

5 min - Test

Estudiar: 

voca 4.1 

frases clave p. 7

gramm. nr 33.

10 min - Corregir los deberes

leren:vocab. 4.4 + gram nr 33 + frases clave 2 in beide richtingen (= p.7) 

maken:Voc. p.31 Messi afmaken, TB p.60 oef 2,3,4 

lees de tekst op voc. p.47 en  maak TB p.59 oefening 4C

 --> schrijf in hele zinnen.

Antwoorden VOC p. 31

Antwoorden 4C, TB p. 59

le gusta: ir a la playa en vacaciones, ver peliculas argentinas

le gusta más: jugar al fútbol, dormir

no le gusta: leer

Antwoorden TB p. 60 oef 2,3,4

15 min - Leer + Escuchar

TB. P. 65

Stap 1. Lees de instructie en de opgaven (opdr. 1 + 5). 

- Begrijp je alles?

- Welke woorden zouden belangrijk kunnen zijn?

Stap 2: maak opdr. 1 (a-g).

Stap 3: lees de vragen, luister 2x. , maak opdr. 5.

15 min - hablar

VOC. p. 29 

3a. Schrijf de vragen in de linkerkolom

3b. Interview 3 leerlingen en vul hun antwoorden in.  

Klaar? leer de gramm. nr.  39 tm 47

¿Preguntas?

Vocab 4.1 t/m 4.4

Frases clave p.6-7

Grammatica: 

-negación)

- hoe vaak); 

- kloktijden; 

- getallen 0-100

- gustar)

- presente

-onregelmatige ik-vorm

-hacer, salir, ir dar, jugar, dormir, acostarse, levantarse

Werkwoordenspel 

VOC p. 19

¡Bingo!

¿Qué has aprendido? (Wat heb je geleerd?)
¿Cómo has trabajado? (Hoe heb je gewerkt?

Los deberes

Leren voor de toets op 11-12