Present, past simple continuous DVL

Present, past simple & continuous
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Present, past simple & continuous

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je over de Present Simple?

Slide 2 - Open vraag

Je wilt vertellen over gewoontes en over feiten in de tegenwoordige tijd.
I always walk to school.
He never eats meat.
She brushes her teeth every morning.
The Netherlands is a country.

Present simple 

Slide 3 - Tekstslide

Present simple: 
Bij I/you/they: hele werkwoord 
- I walk
- You cycle

Bij de SHIT (he/she/it) regel: ww +(e)S
- she walks   (Mary walks)
- he cyles      (Tim cycles)
- it tastes       (This burger tastes...)

Slide 4 - Tekstslide

Present simple: Uitzonderingen
To be:
I am
you/they are
he/she/it is
Have/Has:
I/you/they have 
he/she/it has 

Do:
I/you/they do 
he/she/it  does 

Slide 5 - Tekstslide

Present simple: Vragen en ontkennen
Bij vragen komt een hulpwerkwoord. Dit is to do 

Do you play football?
Bij een ontkenning wordt not toegevoegd.
 
No I don't like pie
No I do not like pie

Slide 6 - Tekstslide

Wanneer gebruik je present simple?
A
Bij feiten en gewoontes in de verleden tijd
B
Bij feiten en gewoontes in de tegenwoordige tijd

Slide 7 - Quizvraag

I always ... the dishes.
A
do
B
have done
C
did
D
to do

Slide 8 - Quizvraag

Joe .... (to make) soup on Friday.
A
made
B
makes
C
making
D
maked

Slide 9 - Quizvraag

He ... (to be) very tall.
A
be
B
are
C
am
D
is

Slide 10 - Quizvraag

Wat weet je over de Past Simple?

Slide 11 - Open vraag

Wanneer iets in het verleden is gebeurd en is afgelopen.
He walked to school.
She danced all night.
It washed my clothes.
I stood on top of the hill.
Past simple 

Slide 12 - Tekstslide

Het hele werkwoord + -ed:
You painted that picture.
He crashed the car.

Uitzonderingen:
I felt really sad.                 (feel)
They began to sing.        (begin)
Past simple 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de past simple?
A
Wanneer iets in het verleden is gebeurd
B
Wanneer iets nu gebeurd

Slide 15 - Quizvraag

past simple of 'walk'
A
walked
B
wolk

Slide 16 - Quizvraag

past simple of 'wash'
A
washed
B
washd

Slide 17 - Quizvraag

past simple of 'feel'
A
feeled
B
felt

Slide 18 - Quizvraag

Wat weet je over de Present Continuos?

Slide 19 - Open vraag

Wanneer iets nu aan de gang is of wat je op dat moment doet.
I am walking to school.
He is eating meat.
She is brushing her teeth.
They are laughing at that joke.

Present continuous 

Slide 20 - Tekstslide

Het hele werkwoord + -ing:

Present continuous 
I am                                         I am talking
You/They are                          You are eating
He/she/it is                             She is writing

Slide 21 - Tekstslide

Present Simple or Present Continuous?

I am having a shower.
A
present Simple
B
present Continuous

Slide 22 - Quizvraag

present Simple or present Continuous?

She eats a lot of candy.
A
present Simple
B
present Continuous

Slide 23 - Quizvraag

Present simple:

My brother _____ the dishes while
I _____ TV.
A
did - was watching
B
was doing - was watching
C
did - watched
D
does - watch

Slide 24 - Quizvraag

Present continuous:

He _____ tennis with his best friend right now.
A
are playing
B
was playing
C
is playing
D
were playing

Slide 25 - Quizvraag

Time to work on FIX :)

Slide 26 - Tekstslide