In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 90 min
Onderdelen in deze les
opdracht ansichtkaart en quizlet
Slide 1 - Tekstslide
Ik ga op reis en ik neem mee...
Slide 2 - Tekstslide
Wat doen we vandaag?
check materials en huiswerk
oefenen met beschrijvingen (descriptions)
opdracht ansichtkaart
Quizlet oefenen
Quizlet live
Slide 3 - Tekstslide
Feiten
De tulp is de nationale bloem van Nederland.
Tulpen bloeien in de lente.
Tulpen hebben veel verschillende kleuren.
Miljoenen bloembollen zoals tulpen, narcissen en hyacinten kun je zien bloeien in de Keukenhof.
Slide 4 - Tekstslide
Mening
Ik hou van tulpen!
Ik vind tulpen heel mooi.
Tulpen zijn prachtige bloemen (vind ik).
Tulpen zijn mooi want ze hebben veel verschillende kleuren.
Tulpen zijn mooi omdat ze bloeien in de lente als er nog weinig groen is.
( 2 redenen, reasons)
Slide 5 - Tekstslide
Beschrijven (describe)
Een tulp is een hele bekende bloem. In Nederland groeien veel tulpen. Tulpen bloeien in het voorjaar/lente. Tulpen hebben veel verschillende kleuren zoals wit, geel, oranje, rood en roze.
Slide 6 - Tekstslide
Beschrijf wat een bushalte is.
Slide 7 - Open vraag
Beschrijf wat de Keukenhof is.
Slide 8 - Open vraag
Feit of mening? Lezen is leuk.
A
feit
B
mening
C
beschrijving
Slide 9 - Quizvraag
Feit of mening? Eindhoven telt 220.000 inwoners.
A
feit
B
mening
Slide 10 - Quizvraag
Feit of mening? Mijn broek is blauw.
A
feit
B
mening
Slide 11 - Quizvraag
Een fiets is een ding met twee wielen waar je op kan zitten. Met je handen kun je sturen. Met je voeten kan je trappen. Dan beweeg je snel naar voren.
A
feit
B
mening
C
beschrijving
Slide 12 - Quizvraag
Vakantiekaart/postcard
Slide 13 - Tekstslide
tekst vakantiekaart lezen+ antwoord schrijven
We lezen samen de tekst op de vakantiekaart. Is deze tekst formeel of informeel? Waarom?
Schrijf een antwoord terug aan je vriend/vriendin M. Schrijf een mening en een feit in je tekst. Schrijf minimaal 8 zinnen. De tekst op je kaart in informeel. Lever je tekst in.
Slide 14 - Tekstslide
Maak opdracht 3
lees de woorden en zinnen. Zet de woorden en zinnen die passen bij de buurman die jullie poes eten geeft in kolom A
Zet de woorden en zinnen die passen bij jouw zus die studeert in Engeland in kolom B