H2.4

• Geschiedenis
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Naam	Nummer	Naam	Nummer
Ceren Altintas	1	Elif Kücüker	13
Yasmin Aouragh	2	Daniëlle Meijer	14
Jocelyne van den Berg	3	Fiep van Os	15
Aissatou Cherif Diallo	4	Deniz Özel	16
Chanell van Dijk	5	Luca Plakke	17
Loek Germers	6	Sanne Pohlmann	18
Larin Ghafour	7	Eva Poot	19
Kenley Graduszewski	8	Julian Richter	20
Mohammed Haj Kadour	9	Floor Ridderikhof	21
Shad Jamal	10	Rico Schulte	22
Renat Kalmykov	11	Dasha Sharova	23
Roxy Kappert	12	Jesse Spykman	24
		Sanne Wijnhoud	25
		Soulaiman Zen Alabedien	26

Wat gaan we doen?

• Toets doornemen.
• Uitleg 2.4
• Werken.

Toets nakijken.

Geen pen of potlood op tafel!

Denk je dat je vraag toch goed is, steek dan je hand op, en lees je antwoord letterlijk voor.

Misschien heb je een punt terwijl je antwoord heel anders is. Dat is geen foutje, je hebt gewoon een ander antwoord dat ook klopt! Je hoeft dit dus niet klassikaal te melden.

Lesdoel

• Ik kunt uitleggen hoe het christendom ontstond.
• Ik kan beschrijven hoe het christendom zich verspreidde door het Romeinse rijk.
  

•  Ik kan beschrijven hoe de Romeinen omgingen met het christendom.
  

Judea

Christendom

• In Judea leefden Joden.
• De Joden waren monotheïstisch. Ze geloofden in één god.
• Rond het jaar 1 leefde Jezus Christus.
• Christus zei dat mensen gelijk waren, en wilde dat mensen eerlijk en sober leefden.
• Rond 30 n Chr. wordt Christus gedood.
• De Romeinen waren bang voor onrust.
  

Nero was een Romeinse keizer.

• Wat gaat er met de christenen gebeuren?
• Hoe gingen Romeinen nou om met andere godsdiensten?
  

Van vervolging naar enige godsdienst.

• De groep christenen groeit.

•  De Romeinen hebben steeds meer moeite met christenen. Ze weigeren namelijk de Romeinse goden te vereren.
• Maar in 313 na Chr. wordt door keizer Constatijn het christendom toegelaten.
• In 380 is het christendom de enige godsdienst in het Romeinse rijk (Theodosius I)
  

Huiswerk

Voor maandag 

• zelfstandig 10 minuten:
• H2.4 Lees blz 98 t/m 101
  
• H2.4 Maak vraag 1 t/m 10

JE MAG MIJ VRAGEN STELLEN, MAAR NIET AAN ELKAAR, DUS NIET PRATEN/FLUISTEREN!

Aan het werk.

10 minuten. 

Werk in tweetallen of met z'n drieën.

2.4 Lees blz 98 t/m 101

2.4 Maak vraag 1 t/m 10