thema 2, herh. 2.1-2.3, UL 2.4 (1h/v) verkort rooster
nieuwe plattegrond aangeven
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
nieuwe plattegrond aangeven
Slide 1 - Tekstslide
Planning
2.1 + 2.2 + 2.3 herhalen
uitleg 2.4
opdrachten maken 2.4
huiswerk opgeven
Slide 2 - Tekstslide
Log in op deze lessonup!
timer
1:00
Slide 3 - Tekstslide
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Dijspier
Dijbeen
Nier
Dunne darm
Wervelkolom
Rib
Ruggenmerg
Hersenen
Slokdarm
Luchtpijp
Longen
Hart
Blaas
Dikke darm
Maag
Lever
Slide 4 - Sleepvraag
De afbeelding is een..
A
Houtachtige plant
B
Kruidachtige plant
Slide 5 - Quizvraag
Welk deel is een orgaan?
A
Hand
B
Skelet
C
Tong
D
Been
Slide 6 - Quizvraag
Welk orgaanstelsel hoort het orgaan? Bronchie
A
Zenuwstelsel
B
Ademhalingsstelsel
C
Bloedvatenstelsel
D
Spierstelsel
Slide 7 - Quizvraag
1
2
3
4
Nerven
Bladmoes
Bladsteel
Bladschijf
Slide 8 - Sleepvraag
Wat is de functie van het vatenstelsel?
A
Opnemen van water en mineralen
B
Transport
C
Fotosynthese
D
Glucose aanmaken
Slide 9 - Quizvraag
Wat heeft een plant nodig voor fotosynthese?
A
Water, Zonlicht, Zuurstof
B
Water, zonlicht, Koolstofdioxide
C
Water, mineralen
D
Glucose, water en zuurstof
Slide 10 - Quizvraag
Wat zijn de witte onderdelen op de wortel?
A
Pluisjes
B
Hoofdwortels
C
Zijwortels
D
Wortelharen
Slide 11 - Quizvraag
Alle cellen in je lichaam hebben dezelfde vorm.....
A
ja
B
nee
C
dat verschilt per persoon
Slide 12 - Quizvraag
Organismen
cel
Organenstelsel
orgaan
Slide 13 - Sleepvraag
Een cel van een ui is een voorbeeld van een plantaardige cel.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quizvraag
Wat zijn cellen? Geef GEEN voorbeeld
Slide 15 - Open vraag
Een weefsel uit de hersenen ziet er net zo uit als een weefsel uit de darmen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quizvraag
8) Sleep de woorden naar de juiste afbeelding.
Kraakbeen weefsel
Been/bot weefsel
Slide 17 - Sleepvraag
Zet de organisatieniveaus op volgorde van klein naar groot:
Organisme
Orgaan
Weefsel
Cel
Slide 18 - Sleepvraag
Bonusvraag
weefsel
weefsel
weefsel
weefsel
weefsel
orgaanstelsel
orgaanstelsel
cel
cel
cel
cel
cel
orgaan
orgaan
orgaan
orgaan
organisme
organisme
Slide 19 - Sleepvraag
Tussencelstof komt voor bij.....
A
kraakbeenweefsel
B
beenweefsel
C
beiden
D
geen van beiden
Slide 20 - Quizvraag
in groepjes in tussencelstof
In kringen rondom kanaaltjes
Botweefsel
Kraakbeenweefsel
Slide 21 - Sleepvraag
In je botten zitten ..... tussencelstof.
A
harde
B
elastische
Slide 22 - Quizvraag
Weefsel met bladgroenkorrels
Vaatbundel
Huidmondje
Opperhuid
Slide 23 - Sleepvraag
Opperhuid
Nerf
Bladmoes
Bladgroenkorrel
Huidmondje
Slide 24 - Sleepvraag
Hoe heet het plantenweefsel dat nieuwe houtcellen aanmaakt?
A
Vacuole
B
Huidmondje
C
Opperhuid
D
Cambium
Slide 25 - Quizvraag
Een jaarring bestaat uit een ........
A
1 lichte of 1 donkere ring
B
2 lichte ringen
C
1 lichte en 1 donkere ring
D
2 donkere ringen
Slide 26 - Quizvraag
1 Hoera 1 jaar
Zie je het piepkleine rondje dat ik heb gemaakt in het eerste jaar?
2 Smalle jaarringen. Zo rond mijn 12de jaar. Door een tekort aan water kan ik maar weinig groeien. De droogte duurt wel 4 jaar!
4 Eindelijk gaat het beter.
Vanaf mijn 16 jaar gaat het beter. De bomen om mijn heen zijn gekapt. Ik heb nu veel ruimte en licht en kan dus goed groeien. Mijn jaarringen zijn dan ook bijna weer mooi rond en even dik.
3 Help brand.
Op mijn 10de jaar heb ik vlak bij een brand gestaan. De hitte was zo groot dat ik er een brandwond aan over heb gehouden. Gelukkig is de brandwond later mooi dichtgegroeid.
Sleep de nummers naar de juiste plek in de boomstam
I1
1
2
3
3
Slide 27 - Sleepvraag
Vacuole is ......
A
blaasje in plantaardige cellen dat gevuld is met vocht: Geeft stevigheid/vorm
B
Het is een cel
C
Het is cytoplasma
D
het is een onderdeel van de celwand van een plantaardige cel
Slide 28 - Quizvraag
Celmembraan is .....
A
een dun vliesje om het cytoplasma
B
Dit zit alleen in een plantaardige cel
C
Het is een stevige wand die stevigheid geeft
D
het is een vliesje dat goed afsluit, er gaat niets doorheen
Slide 29 - Quizvraag
Celplasma is .....
A
dit zijn de bladgroenkorrels in een dierlijke cel
B
het zijn opgeloste stoffen
C
bestaat alleen uit water
D
dikke vloeistof die bestaat uit water met opgeloste stoffen
Slide 30 - Quizvraag
Zie afbeelding:
Welke onderdelen van deze plantaardige cel komen ook bij dierlijke cellen voor? ......
A
1, 2 en 5.
B
1, 4 en 5.
C
2, 3 en 6.
D
2, 5 en 6.
Slide 31 - Quizvraag
In de afbeelding zie je een schematische tekening van een plantaardige cel.
Welk nummer geeft het cytoplasma (celplasma) aan aan?
A
1
B
4
C
3
D
5
Slide 32 - Quizvraag
1 en 2 zijn plantaardige cellen. Waar vindt fotosynthese plaats?
1
2
A
1 daar maakt de plant zijn eigen voedsel
B
2 daar maakt de plant zijn eigen voedsel
C
Uitleg: in de bladgroenkorrels
D
Uitleg: in de bladgroenkorrels
Slide 33 - Quizvraag
Dat was nog eens even een herhaling van 2.1 + 2.2 + 2.3
Doe nu je chromebook dicht
timer
0:15
Slide 34 - Tekstslide
chromebook dicht
basisstof 2.4; cellen
lesdoelen:
Ik kan de delen van dierlijke cellen benoemen met hun kenmerken en functies.
Ik kan de delen van plantaardige cellen benoemen met hun kenmerken en functies.
Slide 35 - Tekstslide
basisstof 2.4; Cellen
Cellen zijn bouwstenen van organismen.
Alles wat leeft bestaat uit cellen.
Er zijn veel verschillende type cellen. Ook al verschilt hun vorm, de bouw van cellen is grotendeels gelijk.
Het lichaam van een mens bestaat uit wel 30 biljoen cellen.
Slide 36 - Tekstslide
dierlijke cel
Alle dieren hebben dezelfde soort cellen: dierlijke cellen.
De vorm kan wel verschillen, maar de vorm heeft te maken met de functie.
Slide 37 - Tekstslide
dierlijke cel
Elke dierlijke cel heeft dezelfde onderdelen:
1 = celmembraan
2 = kernplasma
3 = kernmembraan
4 = cytoplasma
! 2+3 samen = celkern
Slide 38 - Tekstslide
tekening dierlijke cel
Wangslijmvliescellen van de mens onder een microscoop.
TIP: Deze cellen hebben diepte, maar dat zie je onder een microscoop amper.
Slide 39 - Tekstslide
functies van de onderdelen:
De celmembraan is een dun vliesje, deze scheidt de inhoud van de cel van zijn omgeving. Het bestaat vooral uit vetten en eiwitten.
Cytoplasma is een stroperige vloeistof; bestaat uit water met opgeloste stoffen en zwevende deeltjes.
De celkern stuurt de cel aan. Het is het regelcentrum van de cel.
de celkern bevat kernplasma en is omgeven door het kernmembraan.
Sommige stoffen kunnen door het celmembraan heen, bijvoorbeeld zuurstof.
Andere stoffen niet, zoals glucose.
Stoffen die de cel nodig heeft, kan hij binnenhalen m.b.v. bepaalde eiwitten in het celmembraan.
Deze eiwitten kunnen nuttige stoffen uit de omgeving opnemen en ze aan de binnenkant van de cel weer afgeven.
Andersom brengen ze afvalstoffen uit de cel naar buiten.
Slide 40 - Tekstslide
Plantaardige cel
Slide 41 - Tekstslide
Plantaardige cel
De functies van de celmembraan,
de celkern en het cytoplasma
zijn bij een dierlijke en plantaardige cel hetzelfde.....
De celwand is een stevig laagje om de cel heen. Deze zorgt voor stevigheid. Het is geen deel van de cel, maar ligt eromheen. Het is een tussencelstof (dat heb je bij 2.3 net geleerd).
Slide 42 - Tekstslide
Plantaardige cel
De meeste planten hebben midden in de cel één grote vacuole.
Dat is een blaasje gevuld met vocht (water met opgeloste stoffen).
De vacuole heeft verschillende functies, zoals opslag van stoffen en stevigheid geven aan de cel.
In het cytoplasma kunnen plastiden voorkomen. Dat zijn korrels met een speciale functie. Er zijn verschillende plastiden, zoals bladgroenkorrels, kleurstofkorrels en zetmeelkorrels;
Slide 43 - Tekstslide
Plastiden:
Bladgroenkorrels: komen voor in de groene delen van een plant. In de bladgroenkorrels vindt de fotosynthese plaats.
Kleurstofkorrels: Deze vind je in de cellen van bloemen en vruchten met een rode, oranje of gele kleur.
Zetmeelkorrels; Deze zitten bijvoorbeeld in de cellen van aardappels. In zetmeelkorrels is zetmeel opgeslagen. De korrels hebben geen kleur. Als je deze onder een microscoop wilt bekijken, moet je een beetje paarse vloeistof toevoegen om ze beter te kunnen zien.
Plastiden
Slide 44 - Tekstslide
Plastiden kunnen veranderen!!!
Plastiden kunnen van het ene type overgaan in het andere type plastide.
Slide 45 - Tekstslide
Celorganellen:
Delen van een cel die een eigen functie hebben, noem je celorganellen.
Voorbeelden hiervan zijn de celkern, de vacuole en plastiden.
In dierlijke en plantaardige cellen komen
nog veel andere celorganellen voor die
je wellicht in de bovenbouw gaat leren.
Slide 46 - Tekstslide
Je lijf heeft even je bloed laten stromen en je hoofd heeft even een minuutje gehad om de oude stof/vragen te laten onthouden.
Slide 47 - Tekstslide
Begin alvast met je huiswerk:
maak van thema 2
van basisstof 2.4
opdrachten 1 t/m 7,
ja dus ook opdracht 5 in je papieren boek.
Slide 48 - Tekstslide
Wat zie je op de afbeelding?
A
Een cel
B
Weefsel
C
Huidmondje
D
Tussencelstof
Slide 49 - Quizvraag
Wat voor functie het deel op de afbeelding?
A
Zorgt voor de groene kleur van een plant
B
Zorgt voor water opname
C
Zorgt voor transport
D
Fotosynthese
Slide 50 - Quizvraag
Zet de onderstaande delen van GROOT naar klein: Weefsels, organen, orgaanstelsels, cellen