3VWO Révision grammaire voor schrijftoets maart 2021

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

3VWO: révision grammaire

Om te kunnen schrijven, moet je grammatica kunnen toepassen. Met deze herhaling test je hoe goed je de losse grammatica al kent.  

Het bestaat uit 5 onderdelen: 

- Delend lidwoord

- Bijvoeglijk naamwoord 

- Bezittelijk voornaamwoord

- Imparfait en Passé Composé

- Ontkenning

1. Delend lidwoord

welke delende lidwoorden ken je?

'Ik heb kaas gekocht'
Kies de juiste vertaling.

1. J'ai acheté fromage
2. J'ai acheté du fromage

'Eet je jam ?'
Kies het juiste antwoord.

1. Tu manges de la confiture ?
2. Tu manges la confiture ?

'Wil je chips?'
Kies de juiste vertaling.

1. Tu veux des chips?
2. Tu veux de la chips?
3. Tu veux du chips?
4. Tu veux de l'chips?

'Ik wil olie'
Kies de juiste vertaling

1. Je veux l'huile.
2. Je veux de l'huile
3. Je veux du huile
4. Je veux de la huile

Wat gebeurt er met een delend lidwoord na een ontkenning of een woord van hoeveelheid?

'Er is geen olie meer.'
Kies de juiste vertaling. (ontkenning en delend lidwoord)

1. Il n'y a plus d'huile.
2. Il n'y a plus de l'huile.

'Ik wil een kilo appels'

Kies de juist vertaling.

1. Je veux un kilo des pommes.
2. Je veux un kilo de pommes.

2. Bijvoeglijk naamwoord 

Mijn lieve ouders

1. ma cher parents
2. mon cher père et mère
3. chers parents
4. mes chers parents

ik heb bruin haar

1. j'ai les cheveux brun
2. j'ai les bruns cheveux
3. j'ai les cheveux bruns
4. j'ai les brun cheveux

Een leuk meisje

1. une fille jolie
2. une joli fille
3. une fille joli
4. une jolie fille

Bezittelijk voornaamwoord

Hoe vertaal je mijn ?

1. mon
2. ma
3. mes
4. mon, ma, mes

Hoe vertaal je zijn/haar

1. son, sa, ses
2. ses
3. sa
4. son

Vertaal de woorden:
C'est (zijn) mère

Vertaal de woorden:
C'est (haar) père

Imparfait & passé composé

Wat zijn de uitgangen van de imparfait ?
(Denk aan Stromae....)

Hij praatte veel

1. Il parlait beaucoup
2. Il parlais beaucoup

Vertaal:
Het was super

Ik ben geweest

1. je suis été
2. j' ai été

Ik ben gegaan

1. j´ ai allé
2. je suis allé(e)

Ontkenning

Klopt deze ontkenning? ce n'important pas

1. ja hoor!
2. neeeeee
3. gut.... geen idee
4. soms wel , soms niet

Maak ontkennend met "niet":
je parle