Havo_1_Islam2

• Godsdienst
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Afspraken

1. Op tijd komen
2. Spullen op tafel 
3. Zwijgen als iemand praat - 1x waarschuwing - 2x straf
4. Jas en telefoon in kluisje - telefoon ophalen 16.00 uur

Opdracht

• Lees in stilte blz. 2 en blz. 4 door van je boekje
• Begin achterin je schrift een begrippenlijst
• Schrijf de begrippen en de betekenis daar op

Instructie

Welk begrip past bij de omschrijving?

Iemand die - net als zijn ouders - geboren is in het land waar hij zelf woont.

1. wij cultuur
2. autochtoon
3. allochtoon
4. ik cultuur

Standpunten over wat belangrijk is in het leven. Het is groot en niet tastbaar.

1. cultuur
2. norm
3. waarde
4. allochtoon

Het individu staat in het centrum, niet de groep

1. normen
2. waarden
3. wij cultuur
4. ik cultuur

Schrijf een ander woord (synoniem) op voor het woord: normen

Persoon die in Nederland woont en van wie ten minste één ouder in het buitenland geboren is.

1. Allochtoon
2. Nederlander
3. Autochtoon
4. Belg

Groep/gemeenschap staat in het centrum, niet het individu

1. waarden
2. wij cultuur
3. ik cultuur
4. autochtoon

Let op

Klap je IPad dicht en stop hem in je tas

Schrijf de volgende vragen in je schrift. Laat voldoende ruimte ertussen voor het antwoord

1. Hoe heet het dier waarop Mohammed werd gezet?
2. Hoe heet een aalmoes in de islam?
3. Wat moet je doen als je een moskee binnen gaat?
4. Moet je naar de moskee om te bidden?
5. In welke richting bidden moslims?
6. Hoe heet het heilige boek?
7. In welke taal is het geschreven?
8. Wat wassen moslims voor ze gaan bidden?
9. Volgens hoeveel zuilen moet een moslim leven? 

Opdracht

Kijk naar het filmpje en beantwoord de vragen

Schrijf de volgende vragen in je schrift. Laat voldoende ruimte ertussen voor het antwoord

1. Hoe heet het dier waarop Mohammed werd gezet?
2. Hoe heet een aalmoes in de islam?
3. Wat moet je doen als je een moskee binnen gaat?
4. Moet je naar de moskee om te bidden?
5. In welke richting bidden moslims?
6. Hoe heet het heilige boek?
7. In welke taal is het geschreven?
8. Wat wassen moslims voor ze gaan bidden?
9. Volgens hoeveel zuilen moet een moslim leven? 

Opdracht

• Je krijgt een extra studieblad
• Lees het in stilte door
• Lees ook blz. 5 en 6 van je boekje
• Vul de begrippenlijst in je schrift aan

Instructie

Welk begrip past bij de omschrijving?

Toren van de moskee

1. Kursi
2. Minaret

Gebedshuis voor moslims

1. Minbar
2. Moskee

Man die in de moskee voorgaat in het gebed

1. Imam
2. Salaat

Plek voor de Koran

1. Mihrab
2. Kursi

Plaats voor de rituele wassingen

1. Muezzin
2. Wudhoeruimte

Het rituele gebed

1. Salaat
2. Kursi

Opdracht

Maak de woordzoeker op blz. 7